Na de publicatie van zijn succesroman Alkibiades
(De Boon Literatuurprijs 2024) werd Ilja Leonard Pfeijffer aangezocht om de
Homeruslezing van dit jaar voor zijn rekening te nemen. En dat doet de
gepromoveerde classicus zichtbaar plezier. Dat blijkt niet alleen uit de
inleiding, waarin hij zijn liefde voor de klassieken bezingt, maar ook uit de
opbouw van de tekst, waarin heel wat trucs uit de klassieke retorica worden
aangewend. Het maakt van het korte betoog een stilistisch briljant werkstuk.
Inhoudelijk gaat Is geschiedenis fictie over het nut van de klassieken
(en bij uitbreiding: van literatuur) en wordt de kracht van fictie onderzocht. Tegelijk
is het een poëticale tekst die Alkibiades flankeert: niet alleen wordt
de ontstaansgeschiedenis van de roman hier geschetst, ook de opvattingen die
eraan ten grondslag liggen worden geëxpliciteerd.
Pfeijffer geeft een aantal
argumenten waarom het lezen van klassieke teksten zinvol is en concludeert: ‘De
confrontatie met alternatieve denkpatronen en culturen helpt om onze eigen
onuitgesproken aannames te identificeren en te ontmaskeren en om
vanzelfsprekendheden te relativeren.’ Zeker geen nieuwe inzicht, maar goed dat
het nog eens helder gesteld wordt door een van de op dit moment populairste
schrijvers. Het is een opvatting die past bij Alkibiades dat duidelijk
opgezet is als waarschuwing en als spiegel voor de huidige tijd.
In zijn lofzang op de
naamgever van de lezing voert Pfeijffer het concept ‘maximalistische
interpretatie’ in. Dat definieert hij als volgt: ‘elk detail in de tekst
[heeft] een weldoordachte bedoeling’. Eigenlijk houdt hij een pleidooi voor
coherentie: losse eindjes bestaan niet en ze zijn al helemaal niet op het conto
van de auteur te schrijven. Wie ze meent te vinden, heeft niet goed gelezen en
moet ze niet proberen weg te redeneren, maar trachten in te passen in de
interpretatie. Vervolgens neemt Pfeijffer het genre van de historische roman
onder de loep. Daarin worden werkelijkheid en fictie met elkaar vermengd. Aan
de hand van een passage uit zijn boek toont hij dat hij er niet voor teruggeschrokken
is om feiten maximalistisch te interpreteren en dus met elkaar te verbinden. Terwijl
historici omzichtig te werk dienen te gaan met het leggen van causale verbanden
heeft de romancier de mogelijkheid om extra samenhang te creëren. Dat maakt
voor Pfeijffer zo’n roman niet minderwaardig aan wetenschappelijk onderzoek,
wel in tegendeel. Hij meent ‘dat fictie de potentie heeft om de waarheid
dichter te naderen dan consciëntieus bronnenonderzoek ooit zal vermogen.’
Conclusie: ja,
geschiedenis is fictie ‘als we daarmee bedoelen dat we er niet voor moeten
terugschrikken om op zoek te gaan naar samenhangende verhalen in de historische
werkelijkheid’. Ook dat is geen vernieuwend of schokkend idee – elke historicus
van na de narrative turn is zich bewust van het feit dat hij de
werkelijkheid niet reconstrueert, maar een verhaal construeert dat een
hypothese biedt over hoe het verleden geweest zou kunnen zijn. De romanschrijver
kan daarin natuurlijk nog iets verder gaan en iets wildere hypotheses naar
voren schuiven dan de geschiedkundige. Dat Pfeijffer daardoor meent net meer
aanspraak te maken op waarheidsvinding, moge duidelijk maken hoe hoog hij de
literatuur inschat.
Ilja Leonard Pfeijffer: Is geschiedenis fictie? Homeruslezing. Athenaeum-Polak
& Van Gennep, Amsterdam, 2024, 40 p. ISBN 9789025316952. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan