Mozaïek van geweld
Na een lange, bloederige strijd
riep de triomferende bevrijdingsbeweging MPLA op 11 november 1975 de Angolese
onafhankelijkheid uit. Na de euforie kwam de argwaan: een golf van arrestaties.
Louter op verdenking van lidmaatschap van een van de twee concurrerende
verzetsbewegingen werden duizenden revolutionairen zonder enige vorm van proces
opgesloten. Anderhalf jaar na de onafhankelijkheid volgde een (mislukte)
staatsgreep. Toen begon de gruwel pas echt. Naar schatting werden destijds
dertigduizend mensen gefolterd en vermoord. Psychische terreur, gedwongen
wreedheden, gruwelijke verminkingen, zelfs heksenverbrandingen waren legio. Er
laaide een nieuwe burgeroorlog op die een kwart eeuw zou duren.
In de roman Regentijd
verweeft de Angolees-Portugese schrijver José Eduardo Agualusa de
(politieke) geschiedenis van Angola in de tweede helft van de vorige eeuw met
het persoonlijke verhaal van een tiental – ten dele fictieve – personages.
Fictie en werkelijkheid vervloeien in een mozaïek van feiten, getuigenissen,
interviews, dagboekaantekeningen en gedichten. Agualusa's kleurrijke,
afwisselend dromerige en rauwe stijl weerspiegelt de euforie en wanhoop, de
waanzin en betovering in de Angolese revolutionaire ziel van toen. De
veelvuldige sprongen in de tijd – kriskras van de jaren vijftig naar de jaren
zeventig of negentig van de vorige eeuw en weer terug – waren een kolfje naar
de vertalershand van Harrie Lemmens. Hij leverde een fonkelende vertaling af
van dit vroege werk van Agualusa, geschreven in 1996.
Het begon allemaal in 1885, toen
Europese landen het Afrikaanse continent onder elkaar verdeelden. Portugal
kreeg Angola, Mozambique en Guinee-Bissau. Na de Tweede Wereldoorlog klonk de
roep om onafhankelijkheid in heel wat Afrikaanse landen steeds luider. Onder
het bewind van Salazar werden de Portugese koloniën strak beteugeld. De
Angolezen hadden nauwelijks iets te zeggen over hun leven en lot. Omdat Salazar
weigerde in te gaan op de eis tot onafhankelijkheid, ontstonden diverse
verzetsbewegingen, elk met een eigen leger. Een ervan was de
marxistisch-leninistische MPLA (Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola),
gesteund door de Sovjet-Unie en Cuba. De MPLA, aanvankelijk bestaande uit een
half dozijn halfbloed en blanke kolonistenkinderen, werd vanaf 1960 diplomatiek
en propagandistisch actief. De beweging verwierf steun onder studenten, jonge
intellectuelen en politieke ex-gevangenen. Voorwaarde was dat ze, indien nodig,
meedogenloos konden zijn. Door talloze inmengingen van buitenaf was de partij
al voordat ze aan de macht kwam gecorrumpeerd. Na een eerste uitbarsting van
geweld bij de rebellen in 1961, was de repressie van de Portugezen
verschrikkelijk: dorpen werden gebombardeerd, rivieren en bossen door het vuur
van napalmbommen verteerd.
Agualusa neemt je bij het nekvel en werpt je zonder omhaal
midden in een broeierig en woelig tijdperk. De rode draad in het gebeuren zijn
de lotgevallen van Lídia do Carmo Ferreira, een (niet fictieve) dichteres en
mede-oprichtster van de MPLA. Op de dag van de onafhankelijkheid ontwaakte zij
met een verscheurd gevoel en het besef dat de geschiedenis van haar land en van
de bevrijdingsbeweging doordrongen waren van geweld. Zo ook haar eigen
geschiedenis. Meteen na haar geboorte in 1928 werd Lídia wees. Ze groeide op
bij haar grootouders, die enkele winkels en een koffieplantage bezaten in
Luanda. Te midden van jongensbendes, waaruit later de grootste folteraars uit
de bloederige periode zouden voortkomen, ontdekte Lídia dat ze voorbestemd was
om dichteres te worden. Poëzie en geweld waren in die dagen het onherroepelijke
lot van iedere Angolese student. Enkelen onder hen eigenden zich een messiaanse
rol toe. Zij droomden van opstand van het onderdrukte volk tegen de heersende
klasse en werden meegesleurd door de stroom van de geschiedenis. Na de
onafhankelijkheidsverklaring werd ook Lídia opgepakt en opgesloten in de
strafinrichting São Paulo in Luanda. Toen ze in 1979 vrijkwam, werd ze meteen
op een vliegtuig naar Europa gezet.
Lang voor de onafhankelijkheid
studeerde Lídia in Lissabon, waar ze vriendschap sloot met de dichter Mário
Pinto de Andrade, die later secretaris-generaal van de MPLA werd. Ze voelde
zich echter niet thuis in de négritude die hij propageerde en vertrok in
vrijwillige ballingschap naar Berlijn, waar ze zich aansloot bij een groep
Braziliaanse revolutionaire kunstenaars. Ook daar groeide het verzet tegen het
kolonialisme. In de vroege jaren zestig begon in verschillende Afrikaanse
landen de gewelddadige opstand tegen de blanke overheersers. Cubaanse,
Russische en Amerikaanse infiltranten bepaalden de richting van het verzet. Met
een mengeling van angst, bluf en branie gooiden jonge revolutionairen zich
collectief in de strijd voor de vrijheid van Angola. Na de Anjerrevolutie in
Portugal, die op 25 april 1974 een einde maakte aan de dictatuur, bleven de
drie bevrijdingsbewegingen echter apart strijden voor de onafhankelijkheid van
Angola, waardoor ook na de onafhankelijkheid geen eind kwam aan het geweld.
Een andere
ik-figuur die vaak aan het woord komt, is een journalist. Hij fungeert als
achtergrondverteller en gaat in 1992 op zoek naar de spoorloos verdwenen Lídia,
tekent getuigenissen op van mensen die haar gekend hebben, zoekt de plekken op
waar zij ooit was. Door nu eens een rationeel, dan weer zintuiglijk of
gevoelsmatig gezichtspunt in de nemen, laat Agualusa je de verwarring en de
extreme gemoedstoestanden van weleer bijna aan den lijve ervaren. Het is niet
altijd duidelijk tegen wat of wie er gestreden wordt. Identiteiten lopen door
elkaar. Revolutionairen nemen vaak schuilnamen aan en wisselen soms van kamp,
uit angst. Daartussen waren de ik-vertellers verward en verloren rond, niet
wetend van welk hout pijlen te maken.
Meegesleurd in de stroom van de
gebeurtenissen, keerde Lídia terug naar Afrika om de MPLA bij te staan en al
haar diplomatieke talenten aan te wenden. Maar het was toen al te laat. De
leden van de MPLA hadden zich tegen elkaar gekeerd. 'Alles straalde het
troosteloze beeld uit van dingen die geen nut meer hebben.' Aan de Angolese
burgeroorlog kwam pas in 2002 een einde.
José Eduardo Agualusa:
Regentijd, Koppernik, Amsterdam 2022, 264 p. Vertaling van Estação das Chuvas
door Harrie Lemmens. ISBN 9789083237077. Distributie De Wolken
© 2024 | MappaLibri