Uitgeverij De
Bezige Bij trekt voor haar poëzie-uitgaven de jongste jaren duidelijk de kaart
van het eigentijdse. Na Fabias’ Habitus
maakt nu Maxime Garcia Diaz furore met haar spraakmakende debuutbundel. Het is
in alle opzichten een bundel van vandaag. De hybriditeit en de dynamiek spatten
immers van de bladzijden. De kaftillustratie is al sprekend: een digitaal
gemanipuleerde foto van een gezicht waaruit de ogen zijn verwijderd. Het zorgt
voor een bevreemdend en zelfs angstaanjagend beeld omdat net de ogen
traditioneel gelden als de spiegel van de identiteit, van wat mensen
persoonlijk maakt. Ook elders in de bundel wordt weelderig omgesprongen met
dergelijke portretten van bekende personen op een manier die ze herleid tot
holle, haast inwisselbare contouren.
Dat is typerend voor de thematiek van de bundel. De identiteit die hier
retorisch wordt geëtaleerd, is immers hoogst fluïde en daardoor in feite
ongrijpbaar. Traditionele tegenstellingen als die tussen man en vrouw, jong en
oud, ik en de ander worden voortdurend ondermijnd en bespeeld. Voortdurend gaat
het lyrische ik schuil achter allerlei identiteiten, met daarbij tal van
verwijzingen naar de cultuur, het internet en de sociale media. Aan de ene kant
lijkt het erop dat een mens vandaag zich moeiteloos de identiteit van anderen
kan aanmeten, dat het begrip ‘identiteit’ een veel grotere souplesse en
maakbaarheid heeft dan in het verleden. Aan de andere kant echter wordt de mens
letterlijk overspoeld met modellen en mallen die ons dergelijke identiteiten
aanpraten. Daarin ligt de drukte van de ‘hivemind’; de menselijke geest is een
broeierige bijenkorf waarin het geen ogenblik rustig wordt, en datzelfde geldt
ook voor het sociale weefsel dat tegenwoordig evenzeer lijkt op een
ogenschijnlijk ongestructureerde bijenkorf. In die zin vormt deze bundel niet
alleen een intrigerende tekst maar evenzeer een collage van citaten en
verwijzingen naar de meest uiteenlopende domeinen uit onze (virtuele)
realiteit. Voortdurend wordt de lezer ontregeld door alweer een brok informatie
van her en der, vaak via uitspraken in het Engels. De tekst is inderdaad
geschreven in een soort van mengtaal: het veelvuldige gebruik van Engels en
Frans ‘tast’ onmiskenbaar ook het Nederlands aan. In die zin valt ook het traditionele
onderscheid tussen ‘eigen’ en ‘vreemd’ op talig vlak weg. Het is daardoor
bijzonder moeilijk om zich in deze tekst ‘thuis’ te voelen, om zich zonder meer
te identificeren met het sprekende ik.
Daarin ligt ook onmiskenbaar de bedoeling van deze schriftuur. Het gaat
de dichter niet langer om de behoedzame constructie van een eigen identiteit,
zelfs niet op basis van een intertekstueel universum (zoals in de postmoderne
literatuur) maar om een ontwrichtende en deels ontluisterende blik. De
mogelijkheden van het ik zijn in principe onbegrensd geworden, maar de dwang
van allerlei uiterlijke en inwendige prikkels is dat eveneens. In die zin gaat
het hier ook om multimediale poëzie, met links naar allerlei websites en
YouTube filmpjes. Ook de taal zelf wordt opengetrokken tot het uiterste, met
elementen uit diverse talen die tot één amalgaam en een eigen idioom worden
gesmeed, maar ook heterogene stijlen en imitaties. Het resultaat is
vervreemdend en ontluisterend, maar tegelijk ook ongemeen fascinerend en haast
onontkoombaar. Bij momenten klinkt hier een verfrissend postkoloniaal en
postfeministisch geluid zonder complexen, maar op andere ogenblikken is deze
poëzie ronduit cynisch en illusieloos, haast posthumaan en zelfdestructief.
Maxime
Garcia Diaz: Het is warm in de hivemind, De Bezige Bij, Amsterdam 2021, 77 p. :
ill. ISBN 9789403120614.
Distributie Standaard Uitgeverij
© 2024 | MappaLibri