Job Degenaar roept in de inleiding
bij zijn jongste bundel het culturele klimaat op van zijn jeugd, de jaren
vijftig van de vorige eeuw. Toen was er een massale belangstelling voor het Verre
Oosten, zeker bij wie zich wilde verzetten tegen de materialistische maatschappij.
Zenboeddhisme en meditatie waren ongelooflijk populair. In die context ontstond
ook een grote waardering van Japanse poëziegenres, zoals de haiku en de tanka.
Die genres boden immers de mogelijkheid om aan ‘oriëntalisme’ te doen, om zich
als dichter aan te sluiten bij de mystieke sfeer van die genres. Daarbij
probeerde men een evenwicht te vinden tussen de Aziatische en de West-Europese
traditie. De haiku werd bijvoorbeeld als geconcentreerd natuurvers ‘vertaald’
naar een drieregelige strofe met een vast aantal lettergrepen (de Japanse
kalligrafische traditie kent geen lettergrepen). Het is een genre dat zich
leent tot een soort van gestileerde visie. Daarenboven is de haiku strikt
genomen een vers dat aandacht besteedt aan de seizoenen (met een ‘verplichte’
verwijzing naar één bepaald seizoen) en een versvorm waarin alle subjectiviteit
(en dan vooral het ‘ik’ als verdoemd woord) gebannen moest worden. Een variant
daarop was de tanka, een vijfregelig vers (dat naar verluidt aan de basis zou
liggen van de nog bondiger haiku).
Degenaar presenteert in deze bundel een aantal gedichten
die bij die atmosfeer aansluiten. Hij ziet echter het meest in de sfeer en de
zoektocht naar symbolen en transcendentie. De formele regels van de haiku volgt
hij lang niet altijd, al probeert hij wel zijn vers te beperken tot één
samenvattend beeld dat sterk zintuiglijk moet werken op de lezer. Soms hebben
zijn gedichten twee regels, op andere ogenblikken drie, vier of vijf. Ook is de
subjectieve blik steeds merkbaar, en vaak wordt wat waargenomen gerelateerd aan
het dichterlijke ik. Vaak leidt dit tot een soort van romantische blik, want de
oudere dichter kijkt verwonderd terug op de jeugd. De dynamiek van de prille
natuur maar ook de energie en de uitstraling van jonge mensen is iets wat zijn
aandacht trekt.
Deze verdienstelijke poëzie moet het in de eerste plaats hebben van die
observaties en die associaties. Van stilistisch raffinement is weinig sprake,
al blijkt het vakmanschap van de dichter wel uit de keuze voor sprekende
details, uit de vele vergelijkingen, uit de personificaties waardoor de
‘levenloze’ natuur tot leven wordt gewekt. De lezer zal echter wel tot
verwondering gebracht worden door een aantal van de hier verzamelde miniaturen,
en uiteindelijk is het de dichter daarom te doen.
Job Degenaar: Bijeengezwegen,
Liverse, Dordrecht 2021, 36 p. ISBN 9789492519696
© 2024 | MappaLibri