De buitendeur

De nieuwste dichtbundel van Charles Ducal draagt de veelzeggende titel De buitendeur. Er is een binnen en een buiten, en een deur scheidt het ene van het andere. Maar een deur kan open, en dat is wat er in de nieuwste bundel van deze Belgische Dichter des Vaderlands gebeurt. In de gedichten in het begin van de bundel lijkt, nee, is de deur potdicht, zozeer is de beklemming voelbaar, maar halverwege het werk wordt naar buiten gestapt. De dichter laat de bladzijden met teksten uit een kindertijd, de toestanden van thuis, de jeugd, en vooral de benauwenis die op de ik-persoon drukt, achter zich en kiest het perspectief van een grote, ruime wereld.  

Opmerkelijk is al dat ‘Meester’, het eerste gedicht van de overgangsafdeling ‘De buitendeur’, begint met ‘Meester denkt zijn hoofd de wereld’, maar dat in het laatste gedicht van die serie opnieuw een hoofd naar voren komt: ‘dat het vanzelf gaat zingen, / buiten mijn hoofd’. De context is geheel anders, maar er gebeurt iets vanzelf, buiten het hoofd. Er zijn meer aanwijzingen die de perspectiefverandering van de eigen herinneringen aan vroeger, aan de ouders, aan hun sterven, naar de blik op de buitenwereld, zowel dichtbij als veraf, aankondigen. Als er al aan de deur gemorreld wordt, naar buiten gekeken wordt, ontstaat er zelfs verrassing, verrukking en angst in het schitterende gedicht ‘En toch’:
 
‘Waar de wereld reikt aan het niets
kijkt over de rand een hond van angst.
Het is onze toestand, heel precies,
gezien door Goya's hand.’
 
Maar het is, waarschijnlijk niet toevallig, wel een muurschildering die Goya ooit maakte in zijn eigen woning, niet bedoeld om tentoon te stellen.
 
In de (echte) buitenwereld leest de lezer onder meer over Polen, zomer 1941 en zomer 2011, de spanningen in Palestina, over ‘Na Auschwitz’, over de ontwikkelingen in Congo. Dit laatste in de afdeling ‘Een schitterend land’, waarin het eerste gedicht de ‘Beschaving’ ferm relativeert:
 
‘De grootste plaag is de beschaving’, enkele regels verder verduidelijkt tot ‘de dictatuur
 
van de beschaving is de grootste plaag’.
 
Wat weinig verandert en de bundel een stevige eenheid verleent, is Ducals manier van schrijven. Zijn observaties, zijn meningen worden tot poëzie. Een poëzie die niet wegvloeit in goedkoop en gemakkelijk fastfood voor de snelle lezer. Ducal is geen dichter, geen ‘overloper die ons in de taal wil omhelzen’(uit ‘Heemkunde’). Omhelzen? ‘De moeder van de poëzie is de verveling’, schrijft hij in ‘Zo begint het’, maar zo vervolgt een ander gedicht (‘Ooit’): ‘er is poëzie op komst en zij geneest.’ Het gaat te ver (al is het een studie waard) alle regels aan te halen waarin Ducal iets zegt over woorden, taal, schrijven, poëzie, gedichten, lezen en (onzuivere) lyriek, maar dat zijn werk behalve over een binnenwereld en over een buitenwereld blijft gaan over de dichtkunst zelf, is duidelijk. Een uitstekende bundel. 
 
Charles Ducal: De buitendeur, Houtekiet, Antwerpen 2014, 93 p. ISBN 9789089242808. Distributie VBK België
 
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2014

© 2024 | MappaLibri