Een wereld binnen handbereik

Je bent jong en je hebt – in tegenstelling tot sommige leeftijdsgenoten – werkelijk geen idee van wat het leven voor jou in petto heeft. Je doolt rond, probeert de ene na de andere studie uit. Tot je op een dag gehoor geeft aan een impuls die je de landsgrenzen over stuurt.  
 
Het is wat de jonge Parijse kunststudente Paula Karst overkomt, het hoofdpersonage uit Een wereld binnen handbereik van de Franse auteur Maylis de Kerangal. Ze wordt aangenomen op het prestigieuze Institut Supérieur de Peinture in Brussel, waar ze in een klas met twintig studenten wordt ingewijd in de bijzondere kunst van de trompe-l’oeils. Als echte ‘meesters in het vervalsen’ leren ze kijkers te misleiden door decors, kamers en muren zodanig te beschilderen dat ze voor puur marmer, tropisch hardhout of een ander natuurlijk materiaal kunnen doorgaan.  
 
Het studiejaar is voor Paula in eerste instantie een lichamelijke beproeving, door het voortdurende handwerk en de technische complexiteit van de ambacht. Maar het werk vergt ook een bepaalde focus, steeds dieper, die haar onbekend is en als het ware de materie insleurt. Steeds beter doorvoelt ze de materialen en herkent ze de kleuren om tot een perfecte kopie te komen.
 
De Kerangal beschrijft dit proces in lang uitgesponnen zinnen, vol details en met een rijke taal. Op bij momenten fenomenale wijze brengt ze de fascinerende wereld van verf en pigment naar het blad: zonder verpinken gebruikt ze soms vijf tot tien uiteenlopende, maar erg specifieke beelden om ons net die kleur voor de geest te laten halen die ze zelf voor ogen heeft. Ook de relatie tot haar studiegenoten Kate en Jonas krijgt in elegante bewoordingen een voedingsrijke grondlaag, die ideaal blijkt te zijn voor de beweeglijkheid eigen aan vriendschappen en affaires tijdens een intense studieperiode.
 
Helaas verliest deze rijkdom haar waarde door de eigenaardige narratieve structuur. Het verhaal van Paula ontrolt zich vanuit het perspectief van de alwetende verteller, die de lezer vreemd genoeg soms vanuit de ik-vorm aanspreekt. Alsof een regisseur ons meetroont doorheen het scenario van haar leven en ons van commentaar voorziet; alsof het – nou ja – God himself is die ons aanspreekt.  
 
Dit heeft onder meer als effect dat er geen dialogen gevoerd worden in het boek, maar dat ze enkel worden weergegeven. Als Paula een paar jaar na haar afstuderen een baan accepteert in het team dat de grottekeningen van Lascaux moet reproduceren, lijken de gesprekken daarover op een goed geïnformeerd maar verder nietszeggend geschiedenislesje. Samen met de fragmenten waarin de auteur onze moderne maatschappij al te nadrukkelijk op de korrel neemt, haalt ze zo de vaart en ook de urgentie uit het verhaal. Een verhaal dat in se een volwassenwordingsverhaal is.
 
Het blijft gissen naar de reden van deze ingreep. Wil de Kerangal op deze manier aantonen in hoeverre een meesterschilder van trompe-l’oeils de werkelijkheid zélf vorm geeft en bepaalt? Of is het eerder een uitgesproken stijlkeuze om vanop afstand een leven te overschouwen en de samenleving te bekritiseren? Wat de achterliggende idee ook moge zijn, het boek was wellicht veel onvergetelijker geweest als de schrijfster deze keuze niet had gemaakt.
 
Maylis de Kerangal: Een wereld binnen handbereik, De Bezige Bij, Amsterdam 2020, 256 p. Vertaling van Un monde aà portée de main door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre. ISBN 9789403159607. Distributie Standaard Uitgeverij 

© 2024 | MappaLibri