‘Hé, is het je weleens opgevallen dat alle
films, alle romans over ziek-zijn over kanker gaan? Nou ja, of over alzheimer,
maar wat ik bedoel: verhalen, films, boeken over ziek-zijn draaien altijd om
progressíéve ziektes: het personage wordt ziek, hij schrikt, hij lijdt, en dan
wordt hij weer beter, of niet. En wordt hij niet meer beter, dan sterft hij,
met al zijn dierbaren om zijn bed, iedereen verdrietig maar allerlei verrijkende
levensinzichten rijker.’
Zo klinkt de
verzuchting van Marla, een van de personages in het nieuwe boek van Hanna
Bervoets. Marla is net als het hoofdpersonage Clay chronisch ziek. Het punt dat
Bervoets haar personage hier laat maken is van poëticale aard: een chronische
ziekte is verhaaltechnisch oninteressant is omdat ze geen verloop kent, geen
stadia, geen ups en downs, geen hoop op beterschap en zelfs geen eindpunt. Het
gaat letterlijk om een voortdurende toestand, die de actieradius van de
personages bovendien inperkt tot een hele kleine wereld waarin ook nog eens
steeds dezelfde handelingen terugkeren: slapen, pijnklachten, pijnbestrijding
en heel veel gedachten over de ziekte. Dat levert weinig verrassende stof op
voor een goed verhaal. En toch neemt Bervoets, die zelf aan chronische pijn
lijdt, de handschoen op. Het leidt tot een ellendig en een ellendig saai boek,
maar dat lijkt de bedoeling te zijn: de vorm weerspiegelt op die manier het
monotone leven van de personages.
Clay wordt ziek als hij op een kinderboerderij een geitje
aait – sindsdien lijdt hij aan hevige pijnen en is voortdurend vermoeid, maar
de dokters vinden maar niet wat er scheelt. Allerlei diagnoses worden naar
voren geschoven, maar het is meer dan een jaar wachten tot er uiteindelijk een
naam op de ziekte gekleefd kan worden: fybromyalgie, een bundel van klachten
waar helaas geen behandeling voor bestaat. De slepende ziekte zorgt ervoor dat
hij niet meer full time kan werken, dat hij zijn geliefde verliest en dat hij
depressieve gedachten krijgt. Als hij op een van de revalidatiesessies Marla
ontmoet, bloeit er iets tussen de beiden, maar wanneer hij na een goedbedoelde
verrassing tegen haar uitvalt en zijn twijfel uitspreekt over haar klachten, eindigt
hij eenzaam en alleen. Het is een metafoor voor het feit dat patiënten zo sterk
met zichzelf bezig zijn dat het moeilijk is om iemand in hun leven toe te
laten, terwijl ze tegelijk net heel veel behoefte hebben aan een begrijpend
iemand in hun nabijheid.
De hoofdstukken over het dagelijkse leven van Clay, waarin
eigenlijk niets gebeurt, behalve dat ze verslag doen over fysieke ongemakken,
worden in de jij-vorm verteld. Die eerder ongewone vertelinstantie is
natuurlijk een verholen ik-verteller, waardoor het relaas van de ziekte
eigenlijk een monoloog in de vorm van een gesprek met zichzelf. Het is echter
ook een manier om de lezer sterker bij het verhaal te betrekken. Telkens word
je aangesproken zodat het lijkt dat de verteller jouw geschiedenis uit de
doeken doet. Samen met de ellenlange beschrijvingen van het eentonige leven van
de personages is het een manier om de lezer te verplaatsen in de situatie van
chronisch zieken. Het doet je ervaren hoe vervelend het leven is in die omstandigheden.
Deze passages
worden afgewisseld door hoofdstukjes die in de dialoogvorm gesteld zijn. Clay
onderneemt daarin samen met een gids een tocht door een soort onderwereld. De
gids blijkt Susan Sontag te zijn, die het beroemde boek Ziekte als metafoor
schreef, waaraan de titel van Bervoets boek ontleend is. Bervoets laat een van
de personages citeren uit dat boek:
‘Iedereen wordt geboren als burger van twee rijken […] Wij zijn zowel burger
van het rijk der gezonden als van het rijk der zieken.’
De tocht die Clay met Susan
onderneemt, is er een naar dat rijk der zieken: het is een helletocht waarin
hij figuren tegenkomt die hun eigen lichaam dragen (hijzelf zal zijn lichaam op
een karretje moeten trekken), waarin hij zijn duim verliest die door gangreen
blijkt aangetast en waarin hij wordt belaagd door ‘identiteken’. Uiteindelijk
komt hij terecht in een resort waar hij voor de rest van zijn dagen zal moeten
blijven, en wordt duidelijk dat Susan eigenlijk zijn dubbelganger is (waardoor
de dialoog dus opnieuw een alleenspraak blijkt te zijn). Het zijn symbolische
passages over de wijze waarop patiënten lichaam en geest van elkaar trachten
los te koppelen, over het verlies van identiteit die de ziekte met zich meebrengt,
maar ook over het lange proces van aanvaarding van de ongeneeslijke ziekte.
Daarmee heeft
Bervoets een vorm gevonden om het gesignaleerde probleem voor de romancier of
scenarioschrijver te omzeilen die over chronisch ziekte wil schrijven. Er zijn
hoofdstukken waarin het ziek-zijn zonder verbloemen benoemd en uitgebreid
beschreven wordt – zonder metaforen, iets waar Sontag met betrekking tot
ziektes een hekel aan had. Op die manier wordt de lezer geconfronteerd met de
in elke betekenis van het woord vervelende gevolgen van ziekte. Daarnaast zijn
er de meer allegorische passages die uiteraard wel gebruikmaken van metaforen
waarmee de psychologische effecten ervan worden verbeeld. Die vernuftige opbouw
zorgt ervoor dat je als lezer een inkijk krijgt in het rijk der zieken.
Hanna Bervoets:
Welkom in het rijk der zieken. Pluim, Amsterdam 2019, 280 p. ISBN 978949292828
© 2024 | MappaLibri