De Bergafwaartse Liefde: Jan
Cremer onder het Canaille
Het derde
luik van Jan Cremers Odyssee-cyclus
neemt de draad weer op na de breuk met Loes Hamel in Sirenen en is het verslag van zijn zes jaar lange
relatie met balletdanseres Perrine Peeters. Het boek is opgebouwd als een lange
neerwaartse spiraal die begint met een passionele liefde tegen de achtergrond
van Cape Cod en eindigt in, van alle gaten ter wereld, het Vlaamse luxegat
Schilde. Geliefde Perrine is een regelmatige verschijning in het werk van
Cremer en krijgt hier nu, na Loes Hamel, de hoofdrol toebedeeld.
Helaas is het beeld
niet fraai. Cremer wordt verliefd op Perrine als internationaal gevierde prima
ballerina. Alles lijkt nog peis en vree wanneer het paar zijn intrek neemt in
een huis in de bossen van Cape Cod, waar hen bovendien dochter Camille geboren
wordt. Maar wanneer Cremer zoals zo vaak door geldzorgen wordt ingehaald, ziet
het jonge paar zich gedwongen hun intrek te nemen bij Perrines ouders in
Antwerpen. En daar slaat het rot echt toe. Het tweede deel van het verhaal mag
dan al in Antwerpen en Schilde gesitueerd zijn, twee plaatsen die zichzelf
graag metropolaire allures aanmeten, de Vlamingen die Cremer er als
schoonfamilie aantreft zijn toch vooral koboldachtige manifestaties van la Flandre profonde, met op kop Perrines
bekrompen en zowel politiek als religieus correcte zus Betty, die ostentatief
haar neus ophaalt voor de picareske Hollandse kunstbink waar Perrine mee komt
aanzetten. Onder invloed van haar ouders en zus verwordt Perrine tot een
verlepte helleveeg, die enkel nog op geld uit is en Cremers leven tot een hel
maakt.
De
inzet van de overhand toenemende strijd tussen het koppel is Camille, de
dochter die vooral door Perrine als pasmunt wordt gebruikt voor emotionele chantage.
Ondertussen wordt Cremer heen en weer geslingerd tussen liefde en haat, en gaat
hij regelmatig op de vlucht in lange reizen, die de basis vormen voor de
magnifieke reisreportages die naderhand gebundeld werden in Logboek (1976) en, vooral, De wilde horizon (2003). Als de liefde
na zes jaar echt helemaal op is, verliest onze held ook alle contact met zijn
dochter. In een epiloog doet Cremer verslag van de pogingen tot toenadering die
hij in de voorbije decennia nog heeft ondernomen zonder noemenswaardig succes
te boeken.
Canaille is een verbitterd boek. Het is
duidelijk dat Perrine Cremer diep heeft gekwetst en dat het hem hoog zit hoe
hij door haar toedoen tussen het canaille van de Antwerpse middenklasse is
verzeild. Naarmate het boek vordert, komt Cremer vast te zitten in een
uitzichtloze neerwaartse spiraal van emotionele ontreddering, ontheemding, en
chronisch geldgebrek. De noodtoestand is bijna constant acuut en brengt Cremer
tijdens een dronken nacht zelfs op de rand van de zelfmoord. Ondertussen
probeert hij naast het schrijven van reisreportages nog wat geld te verdienen
met een filmversie van zijn werk, die nooit van de grond komt, en met het
schrijven van toneelstukken. In dit deprimerend panorama lijken zelfs de (in
Cremers oeuvre zowat onvermijdelijke) gastoptredens van beroemdheden als bakens
van tegenspoed te zijn opgesteld. In het zuiden van Frankrijk passeert Cremer
in de wagen toevallig het ongeval waarin Françoise Dorléac (zus van Catherine
Deneuve) het leven liet, op de luchthaven van Orly zit Yves Montand moederziel
alleen in de aankomsthal, en aan de Côte d’Azur staart Charles Aznavour
melancholisch van op een rots het zeegat in. Zelfs in huis is niemand veilig: Tony,
de vaste klusjesman op Cape Cod, blijkt een seriemoordenaar te zijn.
Hoewel er opnieuw een
zeer duidelijke autobiografische grond is voor het verhaal, is het misschien
toch niet onverstandig in acht te nemen dat het titelblad Canaille als roman bestempelt. Cremer speelt verder het spel van Dichtung und Wahrheit waarin hij
uitblinkt. Stilistisch is het boek opnieuw een prachtig voorbeeld van razende
vertelkunst. In krachtige, heldere taal roept Cremer een sterk gevoel van
plaats op. Zijn literaire beelden van Cape Cod, een bedrukkend Antwerps
appartement, of de verschillende onderkomen hotels waarin hij zijn toevlucht
zoekt, zijn levendig en beklijvend. Cremer permitteert zich ook een aantal
stilistische eigenaardigheden. Zo heeft hij de gewoonte om vraagzinnen met een
punt veeleer dan met een vraagteken af te sluiten en houdt hij ervan om zijn
werkwoordvormen constant tussen de tegenwoordige tijd en de verleden tijd heen
en weer te laten springen, wat de directheid van de taal ten goede komt, maar
soms ook het gevoel geeft dat er snel en haastig (en soms ook een beetje
slordig) geschreven werd.
De hele Odyssee-cyclus
is doordrongen van een gevoel van urgentie, een nood om het verhaal te
vertellen nu het nog kan. In dit geval is het er Cremer met name om te doen om
voor zijn dochter, wier geest jarenlang door haar moeder tegen hem is opgezet,
zijn kant van het verhaal op papier te zetten. Bovendien wordt nu ook duidelijk
waarom de Odyssee-cyclus werd
doorbroken met de publicatie van Jayne (2018). Dat was een eigenaardig boek
omdat het materiaal uit Ik Jan Cremer
Derde Boek (2008) hernam; een tactiek die Cremer al eerder toepaste in het
kleine boekje Jongensleed (1986), dat
fragmenten uit Logboek hernam, en in
het vuistdikke Wolf (1993), waarin
autobiografisch materiaal uit de trilogie De
Hunnen (1983) werd gebundeld. Voor de continuïteit tussen Sirenen en Canaille was het evenwel belangrijk om zijn relatie met Jayne
Mansfield een plaats in de chronologie te geven.
Toch blijven er lacunes in
Cremers verhaal. De fraaie stofwikkel toont ons een prachtige foto, niet van
Perrine, maar van Nico, de Teutoonse zangeres van The Velvet Underground en van
een reeks briljante solo-platen, met wie Cremer een relatie had in zijn New
Yorkse periode, toen hij ook even in het sterrenstelsel rond Andy Warhol
circuleerde. Dat wekt de verwachting dat Cremer in Canaille verslag zal uitbrengen van de belangwekkende New-Yorkse
periode in zijn leven, maar dat doet hij niet. Nico zelf verschijnt één keer,
gedurende drie bladzijden, coverfoto of niet. Uiteraard heeft Cremer in eerdere
boeken al over deze New-Yorkse periode geschreven, maar in Canaille komen we niet dichter dan een blik op Cremer die op Cape
Cod koortsachtig in recordtempo Made in
USA (1969) schrijft om geld in het laadje te brengen.
Cremer blijft boven alles een
rasverteller, en Canaille is een boek
dat aan een razend tempo voortstrompelt over een eindeloze cascade van
conflicten, verzoeningen, grotere conflicten, nieuwe verzoeningen, en nog meer
conflicten en verzoeningen in een uitputtende veldslag van de schrijver tegen
zijn onmogelijke liefde. Het moet gezegd: telkens Cremer verslag doet van zijn
passionele grote liefdes, en dat doet hij in bijna ieder boek, leest het
resultaat toch vooral als een pleidooi tegen de heterofiele liefde, die weinig
meer lijkt dan een dramatische stoet van treurnis en miserie tussen de
geslachten. In dit geval is het verslag behoorlijk rauw en is het neergeknald
met een robuuste directheid die pakt en beklijft. Dit is Cremer op
kruissnelheid, openhartig en kwetsbaar, maar toch altijd weer veilig een
‘roman’: gemaskerd marcheert het libido door de letteren. Zoals steeds smaakt
het onmiskenbaar naar meer.
Jan Cremer: Canaille, De Bezige Bij, Amsterdam 2019, 356p.
ISBN 9789403147000. Distributie Standaard Uitgeverij
© 2024 | MappaLibri