Typerend voor dit
'steekspel' tussen Michel Houellebecq en Bernard-Henri Lévy is de discussie die
de twee controversieelste Franse schrijvers van het ogenblik houden over een
uitspraak van Goethe: "liever onrecht dan wanorde". Ooit werd die
door de nationalistische auteur Maurice Barrès gebruikt om een herziening van
het proces van de ter dood veroordeelde Dreyfus af te wijzen. Lévy - die zoals
meermaals zal blijken zijn zaakjes kent - wijst erop dat de volledige uitspraak
"liever bega ik onrecht dan dat ik wanorde duld" is, en dat de
context waarin dit werd gezegd juist het tegendeel beoogde van de interpretatie
die Barrès eraan gaf. Goethe kwam immers op voor een Franse soldaat die hij
niet aan de blinde wraakzucht van het volk wilde offeren, hoewel de man wellicht schuldig was
aan grote misdaden. Houellebecq had die uitspraak geciteerd in verband met wat
volgens hem een nutteloze verzetsdaad tijdens de Tweede Wereldoorlog was, wat
door Lévy fel werd gecontesteerd. Als ze het beiden uiteindelijk eens zijn over
de juiste interpretatie, is het om toch tot een verschillende conclusie te
komen.
Met dat alles is deze
briefwisseling geen echte polemiek geworden, maar een intelligente
gedachtewisseling die meestal goed geformuleerd en soms zelfs grappig is,
hoewel naar het einde toe de gespreksstof tekenen begint te vertonen van
bloedarmoede.
Houellebecq zet van in het begin
de toon: "Samen symboliseren wij perfect de schrikbarende futloosheid van
de Franse cultuur en intelligentie" en we zijn immers "allebei
tamelijk verachtelijke individuen", waarmee hij uiteraard bedoelt dat ze
blijkbaar door velen veracht worden en daar een boom over kunnen opzetten. Lévy
ziet die afrekening in eerste instantie nog niet zitten en gaat in op het
verschil in persoonlijkheid en ideologie dat aan de basis ligt van hun totaal
tegengestelde houding in het leven en in de samenleving. En zo wordt vooral de
eerste helft van hun ongeveer zes maanden durende contact (tussen januari en
juli 2008) beheerst door een gesprek tussen de progressief en de conservatief,
de optimist en de pessimist, de bevlogen, geëngageerde intellectueel en de
illusieloze, apathische mensenhater.
Omdat die verschillen - zoals
uit hun persoonlijke herinneringen blijkt - een samenhang vertonen met hun
respectieve levensgeschiedenis en het milieu waar ze vandaan komen, ontstaat
langzamerhand steeds meer begrip voor elkaars standpunt. En wanneer in volle
correspondentie het vernietigende boek van Houellebecqs moeder verschijnt,
verandert de toon volledig: beide "natuurlijke mikpunten van de meute"
vallen elkaar in de armen, en er wordt nog alleen ingegaan op wat ze allemaal
van de kritiek en de satirische pers te verduren krijgen en hoe ze daar het
best op kunnen reageren. Hoewel Houellebecq in die epistels "de verleiding
van de paranoia" onderkent, kan hij er zich toch niet aan onttrekken
("het was de wil om te mishagen die me staande hield"). Lévy houdt
zich dan weer groot en blijft beweren dat hij een "gegarandeerd en
vuurvast gepantserd ego" heeft ontw, ikkeld waarop alle achterklap als op
olie afglijdt. Dat ze er echter allebei meer onder lijden dan ze willen
toegeven, valt duidelijk te merken aan de oplopende irritatie waarvan de
brieven naar het einde toe getuigen. Zoals ook duidelijk is dat de narcistische
kant van hun persoonlijkheid door deze confrontatie nog werd geaccentueerd. Dat
betekent echter niet dat dit geen boeiend steekspel heeft opgeleverd.
Michel Houellebecq, Bernard Henry Lévy: Publieke
vijanden: steekspel in brieven, De Arbeiderspers, Amsterdam 2009, 349 p. ISBN
9789029571531. Vertaling van Ennemis publics door Martin De Haan en Rokus
Hofstede
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswolf
© 2024 | MappaLibri