Franz Ritter, een Weense musicoloog, weet sinds kort dat hij
ongeneeslijk ziek is. Tijdens de doorwaakte nacht waarin Kompas zich afspeelt, wendt hij zijn blik af van de zeis door tot
het ochtendgloren herinneringen op te halen aan zijn gemankeerde relatie met
Sarah. Vergelijk het met Sheherazade die in Duizend-en-een-nacht
al vertellend haar doodvonnis uitstelt.
Franz leerde de Française kennen
tijdens een colloquium voor oriëntalisten waar ze allebei als jonge
onderzoekers een lezing gaven. Hij was meteen gefascineerd door de weetgierige
vrouw die in haar charmante betogen voortdurend oosterse literatuur en
geschiedenis vervlocht. Dankzij de raakvlakken in hun studieonderwerpen reisden
ze samen door Iran en Syrië. Ze waren langere tijd in Teheran en deden Aleppo,
Palmyra en Damascus aan, steden die aan het eind van de jaren negentig nog niet
in de greep waren van de verwoestende Syrische burgeroorlog.
Sarah is een universitaire
nomade, hij een kamergeleerde wiens leven blijvend is opengebroken door hun
gezamenlijke reizen. Die zijn dan ook de motor achter zijn nachtelijke
overpeinzingen over oosterse invloeden in muziek alsook achter de talloze
voorstellingen die hem voor de geest zweven over linguïsten en schrijvers, die
sinds de negentiende eeuw zij aan zij met archeologen, zendelingen en
avonturiers allerhande de Levant gingen verkennen.
De meest tot de verbeelding
sprekende verhalen die door Franz’ hoofd spoken, zijn ontleend aan Sarahs
fascinatie voor enkele vrouwelijke gelukzoeksters. Zo volgde hij samen met haar
het spoor van Annemarie Schwarzenbach. Deze Zwitserse journaliste-archeologe
zag in de Oriënt een bron van veerkracht en hoopte er te genezen van haar weltschmerz.
In het begin van de jaren dertig streek ze onder meer neer in Aleppo en
ontmoette ze in Palmyra de Frans-Baskische gravin Marga d’Andurain, die er een
leven leidde van wellust, overspel, spionage en moord.
Franz en Sarah hebben allebei
hun kompas op het oosten en zijn elkaar genegen, maar Franz, een meester in het
vermommen van zijn verlangen, droomt van meer. De moeilijkheid om nader tot
elkaar te komen, speelt niet alleen tussen hen beiden, maar ook tussen Oost en
West. Voor het merendeel van haar Europese adepten is de Oriënt inspirerend en
verrijkend, maar het onontkoombaar anders zijn overschaduwt ook het ultieme
thuiskomen. Dit ondervindt zowel wie het anders zijn ontkent als wie het naar
zich toe wil halen. Maar ondanks die voor sommigen tot waanzin drijvende
afstand, is Kompas onmiskenbaar een
pleidooi voor wisselwerking en dialoog tussen Oost en West.
De Fransman Mathias Enard (1972) heeft Arabisch en Perzisch gestudeerd
en verbleef zelf geruime tijd in het Midden-Oosten. Kompas, in 2015 bekroond
met de Prix Goncourt, is zijn achtste roman. Er hangt een gloed rond van
muziek, letteren en mystiek, van opium, alcohol en koortsige liefde, alsook een
waas van onvervuld verlangen en bedwelmende melancholie. De hooggestemde
Arabische, Perzische en Ottomaanse motieven werken bij vlagen verstikkend, maar
zorgen er tegelijk voor dat het bladzijde na bladzijde uitkijken blijft naar
wat de volgende referentie wordt die tevoorschijn zal komen uit de schatkist
van Franz’ overvloedig gedocumenteerde mijmeringen.
Amsterdam : De Arbeiderspers
2016, 447 p. Vert. van Boussole door Katrien Vandenberghe. ISBN 9789029506564.
Distributie: L&M Books
© 2024 | MappaLibri