Met Zonder rampspoed valt
er niets te melden gunt Frans Pointl (1933-2015) de lezer postuum een
blik in zijn laatste levensjaren. En die waren allesbehalve vrolijk. Bij leven
oogstte de Amsterdams-joodse schrijver vooral roem door zijn succesvolle debuut
– de verhalenbundel De kip die over de soep vloog (1989) – en het daaropvolgende
televisie-interview dat Adriaan van Dis met deze tot dan toe volslagen
onbekende vijftiger hield.
Misantropie en wrange humor bleven sindsdien het
wezenskenmerk van Pointls boeken. Thema’s uit dat veelgeprezen werk – de
moederfiguur, zijn joodse achtergrond en de alleenstaande man – keerden ook
terug in later werk als De hospita’s. In zijn laatste
verzameling verhalen en gedichten is dat niet anders: de eenzame, oud geworden
hoofdpersoon wordt verzorgd door bazige (vrouwelijke) types en ziet alleen maar
ellende en verdriet om zich heen. Slechts een natuurfilm over pinguïns of een
langs trippelend vogeltje kan een lach op zijn gezicht toveren, tot zijn eigen
verbazing.
In het voorwoord van Zonder rampspoed valt
er niets te melden worden de teksten in perspectief geplaatst:
samensteller David de Poel begeleidde Pointl tijdens zijn laatste levensjaren,
werd diens mantelzorger en werkt momenteel aan een biografie over het leven van
de man. Nadat hij al zijn liefste vriend (een poes) bij kennissen had
ondergebracht, moest Frans Pointl ook afscheid nemen van zijn eigen platen- en
boekencollectie, want een verhuis drong zich op. Tijdens zijn tijd in een
Amsterdams verzorgingshuis zal hij meermaals opmerken dat hij naar eigen
aanvoelen zes jaar te lang geleefd heeft (in 2009 overleefde hij ternauwernood
een ernstige ziekte).
In Zonder rampspoed valt
er niets te melden lezen we twee verhalen, alsook brieven aan een
fictieve vriend en gedichten. De meeste dateren van de laatste drie jaar van
zijn leven en enkele werden in het tijdschrift Hollands Maandblad gepubliceerd.
De hoofdpersoon van de brieven, waarin we moeiteloos de schrijver herkennen,
kijkt in een rolstoel in het Amsterdamse Sarphatihuis uit het raam, en moet de
verzorging ondergaan van onvriendelijk en brutaal personeel. Bovendien heeft
hij te maken met een verlamde buurman (‘het stoffelijk overschot leeft nog’, zo
lezen we in zijn observaties). Vooral in de gedichten klinkt pure wanhoop
door, hij kijkt uit naar de komst van zijn ‘amper bereikbare vriend Euthan’ nu
hij alleen nog rust vindt in zijn dromen tijdens de nachtelijke uren. De
gedichten zijn ontroerend en beklemmend en roepen het actuele debat in
Nederland over een actief levenseinde voor ouderen die levensmoe zijn, in
herinnering.
Zonder rampspoed valt
er niets te melden is een kostbaar, treurig kleinood geworden dat de lezer
met een bittere nasmaak achterlaat. Waar we bij de dagboeken van Hendrik Groen
nog kunnen denken dat we te maken hebben met fictie (en met wat meer
vrolijkheid), is dat helaas niet het geval bij Frans Pointl. Een must voor
literatuurliefhebbers én verzorgers van ouderen.
Amsterdam : Nijgh & van Ditmar 2016,
112 p. ISBN 9789038802398
© 2024 | MappaLibri