Realtimejaren

Tijdens een open dag laten scholen zich van hun beste kant zien. Het Marianum, een Weense eliteschool ondergebracht in de voormalige zomerresidentie van de Habsburgers, imponeert de bezoekers vooral met het park – met zijn grasvelden en sportterreinen, zijn beboste heuvel en zijn grot. Iedereen, aldus de alwetende verteller van Tonio Schachingers roman Realtimejaren, vergaapt zich eraan en is blind voor de hoge muur die het hele schooldomein omgeeft. Alleen Till Kokorda, een teruggetrokken jongen van tien, merkt hem meteen op en beseft dat hij hier acht jaar van zijn leven, iedere dag van acht tot halfzes, opgesloten zal zijn.
 
Bovendien heeft hij de pech de onredelijk strenge, conservatieve leraar Dolinar als klasleraar te krijgen, die zoals in Oostenrijk gebruikelijk hun hele gymnasiumtijd bij zijn leerlingen blijft. Dolinars opvoedingsprincipes gaan terug tot de naziperiode. Als een echte klasdespoot springt hij kwistig om met vernederingen, dreigingen, scheldpartijen, strafwerk en strafstudies. Hij verbiedt zijn leerlingen contact te hebben met andere klassen en keuzevakken te volgen en controleert ze zelfs na schooltijd.  
 
‘Het bijzondere aan Wenen zijn de krankzinnigen met een burgerlijke façade, die in hoge mate functioneren maar nooit de stad zouden kunnen verlaten, omdat hun misantropische gedrag in geen enkele andere stad zo weinig gevolgen zou hebben. Mensen die bepaald niet buiten de samenleving staan, maar hun beroep in een beschermde omgeving met beperkte aansprakelijkheid uitoefenen: bij het stadsbestuur, op privéscholen of bij de politie, zelfs als ze er op psychisch vlak slecht aan toe zijn. Elke dag kunnen ze hun zelfbeheersing verliezen, omdat ze eraan gewend zijn geraakt in een kleine biotoop naar eigen goeddunken de regels te bepalen die anderen behoren te volgen, en pas wanneer ze buiten hun gewone kader doorslaan, wanneer ze bijvoorbeeld in het Filmmuseum tijdens een Bergman-film een Amerikaanse studente beginnen af te tuigen omdat die volgens hen te veel lawaai maakt, wanneer ze op de tram met hun paraplu in iemands been prikken, systematisch schunnige gedichten naar jonge schrijfsters mailen, wanneer ze beginnen te schreeuwen omdat iemand in een gesloten ruimte uit een plastic fles drinkt – pas dan wordt voor iedereen duidelijk wat degenen die aan zo iemand zijn uitgeleverd allang wisten, namelijk dat het om een krankzinnige gaat, iemand die geen beslissingsmacht over anderen zou mogen hebben.’
 
Till beseft dat hij in een ‘exclave van de werkelijkheid’ is beland. Hij voelt zich niet thuis bij zijn arrogante en snobistische klasgenoten die prat gaan op hun afkomst en rijkdom en wier broodje gebakken is. ‘Een typische oud-leerling van dit instituut is iemand die het al voorhanden zijnde bezit van zijn familie verder vergroot, die als arts, advocaat of ondernemer de praktijk, het kantoor of de firma van zijn vader overneemt, die op zijn zeventiende de pullover die hij boven zijn overhemd draagt schuin over één schouder bindt in plaats van symmetrisch over beide schouders en daarmee het hoofdstuk rebellie voor de rest van zijn leven afsluit.’
 
Gelukkig heeft hij een uitlaatklep: hij verwaarloost zijn schoolwerk en vlucht iedere avond in zijn favoriete real time strategiespel Age of Empires 2 waarin hij gaandeweg hoge toppen scheert. ‘Age of Empires is zoals ayahuasca. Om op het punt te komen waar het zijn volledige werking ontvouwt, moet je er al een poos in ondergedoken zijn, gevast hebben en je trip voorbereid hebben, maar zodra je je shot gehad hebt, wil je niks anders meer.’
 
Realtimejaren volgt in 51 tamelijk korte hoofdstukken van jaar tot jaar Tills ontwikkeling van afzijdige, in zichzelf gekeerde jongen tot zelfbewuste adolescent, die zich met vallen en opstaan emancipeert van de vrees voor autoriteit, zijn eigen weg gaat, rebelser wordt en stilaan vriendschap, liefde en vrijheid vindt. Een echte coming of age, zonder gepsychologiseer, die thematisch niet voor één gat te vangen is. Prominent is de satirische ontmaskering van een ouderwets schoolsysteem dat sociale ongelijkheid in stand houdt en de toekomstige maatschappelijke topklasse een suikerlaagje culturele vorming bezorgt.
 
De aanvankelijk bijna onbestaande relatie met zijn ouders – Till woont bij zijn gescheiden moeder, met zijn vader heeft hij een slecht contact – gaat stilaan over in meer begrip. Aandoenlijk is het hoofdstuk waarin Till zijn moeder de basis van AOE2 probeert bij te brengen. Het blijkt tot mislukken gedoemd – zoals ook voor veel lezers de passages over de game een gesloten boek zullen blijven. Wanneer zijn vader sterft, voelt hij bijna niets. Pas jaren later begint hij hem te waarderen en vraagt zich af wat die van zijn vriendin zou hebben gevonden. Till ontbolstert emotioneel in zijn contacten met de vroegrijpe meisjes Fina en Feli, die laatste voor hem een echte leerschool, niet enkel van de liefde. Toch wordt Realtimejaren nergens sentimenteel. De meisjes durven zelfs meer dan de jongens, al zijn veel van zijn klasgenoten bepaald geen doetjes. Agressie, pesterijen, een onverbiddelijke pikorde kenmerken de groepsdynamiek van l’âge sans pitié.
 
‘De N.K.’s [niet-katholieken], met name Khakpour, Wöber en Ghisetti, hebben zich voorgenomen de docente godsdienst in haar laatste jaar voor het pensioen tot waanzin te drijven. Ze weten hoe slecht de vrouw hoort en ze weten dat door de medicatie die ze neemt haar toerekeningsvatbaarheid niet alleen licht gehavend is maar zelfs tot op zekere hoogte op losse schroeven staat, en ze peilen week na week hoe ze die grens nog meer kunnen opschuiven.’
 
De roman, geschreven in de o.t.t., is stevig gecomponeerd. Hij wisselt essayistische passages af met gevatte dialogen en levendige scènes op school en in de vrije tijd. Het ernstige en het grappige lopen door elkaar. Hilarisch is bijvoorbeeld een stukje dialoog waarin Dolinar Till de uitspraak van ‘oiseau’ probeert bij te brengen.
 
‘‘L’oiseau’, zegt Dolinar.
‘Le ozo’, antwoordt Till.  
‘Wa’, zegt Dolinar. ‘Wazo!’  
‘Azo’, antwoordt Till.  
‘Wazo’, schreeuwt Dolinar.
‘Ozwa’, herhaalt Till onder geschater.
‘Meervoud’, zegt Dolinar.
‘Le zwazoos’, zegt Till.
‘Lè’, verbetert Dolinar hem.
‘Les oiseaux.’
‘Lezwazos’, zegt Till.’’
 
Realtimejaren
analyseert ook vlijmscherp het bruine Oostenrijkse verleden dat doorwerkt in het heden, de soorten aristocraten en de netelige verhouding tussen Oostenrijkers en Duitsers, met talrijke verwijzingen naar bestaande personen, historische en actuele gebeurtenissen. Aantekeningen over namen en realia hebben de vertalers achterwege gelaten, op een broodnodige toelichting over het Oostenrijkse schoolsysteem na. Om een en ander beter te kunnen volgen zullen lezers af en toe moeten googelen. De verschillende stijlregisters in de roman – het Engels en de vele afkortingen bij het gamen, jongerentaal, het archaïserende of juist grove taalgebruik van leerkrachten – blijven in de vlotte vertaling overeind. Alleen dialect is meestal genormaliseerd tot praattaal, wat de directe rede iets minder kleurrijk maakt.
 
Aan het rijtje boeiende schoolromans – ik denk aan De verwarring van de jonge Törless (Robert Musil), Bint (Ferdinand Bordewijk), Speeldrift (Juli Zeh), Schoolslag (Joseph Pearce), De lessen van mevrouw Lohmark (Judith Schalansky) – voegt Tonio Schachinger een onderhoudende en intelligente roman toe, die terecht werd bekroond met de Deutscher Buchpreis 2023.
 
Tonio Schachinger: Realtimejaren, TZARA, Antwerpen 2025, 317 p., ISBN 9789022341124. Vertaling van Echtzeitalter door Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen. Distributie Standaard Uitgeverij

© 2025 | MappaLibri