De vlaktes

Er gebeurt weinig ophefmakends in deze meditatieve roman en tegelijk heel veel. De auteur, een Argentijnse veertiger, roept een korte episode op uit zijn leven tijdens dewelke hij zichzelf zoekt terug te vinden nadat de jarenlange relatie met zijn intieme vriend Ciro op de klippen liep. Van de stad verhuist hij naar de onmetelijkheid van de pampas waar hij in het onooglijke dorpje Zapiola, ‘een plaatsje dat nooit iets is geworden’, tijdelijk het woonhuis van een boerderij heeft gehuurd. De rest van het bedrijfje wordt gerund door Luiso, een ‘local’ die geworteld is in het landleven en die omzeggens deel uitmaakt van het landschap waarin Federico is neergestreken. Zonder zich op te dringen loodst deze Luiso de vroegere stadsmens door de weetjes en de kleine vaardigheden vereist voor vruchtbaar tuin- en veldwerk.    

Ben je schrijver? vraagt op een dag het lokale barmeisje hem. Ik weet het niet, antwoordt Federico, of beter: ‘vroeger was ik schrijver’. Tot korte tijd voor hij neerstreek in Zapiola was dat inderdaad nog zijn core business geweest, maar eerst de breuk met Ciro en vervolgens de grenzeloosheid van zijn nieuwe leefomgeving halen elke vastigheid bij hem onderuit en vormen de bedding voor een gesprek-zonder-woorden met het landschap. De confrontatie tussen de continu heroplevende grasvlakte ‘die vruchtbaar is, vervalt, sterft en opnieuw opgroeit uit de zaden’ enerzijds en het eigen onvermogen om de put te dempen waarin zijn schrijverschap geblokkeerd zit leiden hem er stapsgewijs toe ‘te accepteren wat de natuur oplegt’ en maken dat zijn onrustige gevoel langzaam wegebt.
 
Maar zoiets vraagt tijd, en openheid. Min of meer dagboekgewijs brengt Federico maand na maand verslag uit over hoe hij in het eerste jaar van zijn verblijf in Zapiola probeert zijn leven weer op orde te krijgen. Vanaf de loodrechte zon en de allesverzengende hitte van januari (vergeet niet dat in het zuidelijk halfrond de seizoenen omgekeerd verlopen) tot de wintermaanden augustus en september houdt hij zich onledig met werken in de moestuin en observeren wat in de aarde ontkiemt, bloeit en dan weer tot verval komt -- kortom: lééft - contrasterend met zijn eigen gevoel van stilstand. Daarover uitentreuren reflecterend borrelt in hem het besef op dat zijn hang om te schrijven ‘het overblijfsel is van een ander leven’ terwijl hij nu geroepen wordt om een nieuwe ruimte binnen te treden: die van het landschap en de eeuwig doorlevende natuur. De onzekere verwachting die dat met zich meebrengt, verwoordt Falco anticipatief met een citaat van Ron Padgett dat hij op de eerste bladzijde van zijn boek plaatst en dat (vrij vertaald) luidt als volgt:
 
‘Misschien is het landschap zoiets als onze taal, iets dat links en rechts op mijn weg lange zinnen vormt - en dat, wie weet, ook verstaat wat ik heb te zeggen’.
 
Zoals gezegd duurt het wel even vooraleer Federico met de existentiële vraag ‘wat doe ik met mijn leven?’ weet om te gaan. De intense bezigheid in zijn moestuin (die hij tot in het kleinste detail beschrijft) helpt hem een handje. Evenzeer het reflecteren over zijn jeugdtijd in het dorp van oma en opa, toen de dagen probleemloos over hem heen gleden. Die onbekommerdheid wordt sporadisch weer doorkruist door gedachten aan Ciro: ‘een lichaam met verdriet, hoe giet je dat in woorden?’ Dat soort volatiele fragmenten uit een vroeger leven verhinderen hem aanvankelijk de nieuwe realiteit onder ogen te zien. Het is pas wanneer hij die toelaat dat er ruimte komt voor iets als aanvaarding. En daarbij helpt hem… het schrijven van dit boek! ‘Jezelf een verhaal vertellen om te proberen vrede met alles te hebben’.
 
Als puntje bij paaltje komt draait dus het conflict in deze roman, die ogenschijnlijk conflictvrij verloopt, om de relatie tussen schrijven en leven. Falco was net aan een verhaal bezig toen zijn leven overhoop werd gehaald. Dat maakte dat hij overmand werd door lamlendigheid, door het gevoel van ‘waarvoor eigenlijk?’, van ‘wat zou ik ook?’ Hij heeft het wroeten tussen de broccoli, de bonen en de rodekool nodig, met op de achtergrond de verstikkende pampa, om weer boven water te komen, als schrijver, én als poëet. Want Falco’s verhaal is behalve eerlijk ook innig mooi, opgebouwd met, behalve in de meditatieve passages, haast uitsluitend kernachtige hoofdzinnen die nauwkeurig rapporteren wat hij in zijn tuin observeert. Het ademt echtheid. In al zijn eenvoud -- en wellicht daarom -- baadt het in een sfeer van authenticiteit die de lezer allesbehalve onberoerd laat.
 
Federico Falco: De vlaktes, Koppernik, Amsterdam 2023, 222 p. Vertaling van Los llanos door Eugenie Schoolderman. ISBN 978908332399. Distributie De Wolken 

© 2024 | MappaLibri