Henk van der Waal is een schrijver
die literatuur en filosofie creatief tracht te verzoenen in zijn werk. Ieder
van zijn dichtbundels verbindt concrete gegevens en gebeurtenissen met meer
abstracte en algemene vragen, en net de omgang met het poëtische woord stelt de
dichter in staat om allerlei kwesties op een hoogst intrigerende manier aan de
orde te stellen. Het stellen van de juiste vragen is daarbij ontegensprekelijk
belangrijker dan de zoektocht naar ultieme antwoorden (die er toch niet zijn).
Ook in zijn jongste bundel, De letterkast van het onvoltooide, gaat de dichter op die manier te
werk. Uitgangspunt is ditmaal de taal, de letterkast die aangewend wordt om
letterverbindingen en woorden tot stand te brengen. Die worden dan weer geassocieerd
met betekenissen die lijken te verwijzen naar een situatie en elementen uit de
werkelijkheid. Die relatie tussen taal en realiteit is uiteraard een van de
oude filosofische kwesties waarover duizenden betogen zijn neergeschreven. Van
der Waal gaat daartegenover meer experimenteel te werk, als het ware
vertrekkend vanuit de elementairste klanken. Hij vertrekt van de klinkers, om
gaandeweg over te schakelen naar de verhouding tot de werkelijkheid, naar de
vraagstukken van zingeving en naar de materialiteit van betekenissen (tot en
met de tekstversnipperaar toe). Hij bouwt de taal op en breekt ze af zoals een
kind met legoblokken speelt, verwonderd om het resultaat van zijn eigen
werkwijze. Dat gebeurt ook ruimtelijk: de verzen zijn niet alleen functioneel
typografisch geschikt, de dichter maakt ook gebruik van diverse types van
neventeksten: woorden die afgedrukt staan naast of onder de tekst, en die zo
een soort van verbinding vormen tussen de opeenvolgende gedichten. Het gaat
daarbij niet om een detail, maar net om een mechanisme dat laat zien hoe ieder
woord andere oproept, hoe ons taalvermogen samenhangt met het vermogen om te
associëren, om vragen te stellen, om overeenkomsten en verschillen te zien.
Van der Waal toont zo niet alleen het resultaat van een
denk- en schrijfproces maar dat proces zelf. Op die manier kan men zijn bundel
lezen als de zoektocht van een hedendaagse man naar samenhang en betekenis in
een wereld die dat steeds minder lijkt te tolereren. Tegelijk stelt hij zich
doorlopend vragen bij wat hij waarneemt of voelt. Het feit dat de dichter
zichzelf continu aanspreekt als ‘je’ zorgt ervoor dat zijn bedenkingen een meer
universeel karakter krijgen, veel meer dan de autobiografische poëzie die veel
van zijn collega’s tegenwoordig schrijven. Ook de neiging om te abstraheren
versterkt die filosofische dimensie. Van der Waal probeert inderdaad in zijn
oeuvre voorbij de fenomenen te schrijven, te zoeken naar wat achter de
waarneming zit, te komen tot meer algemene categorieën van begrip en inzicht.
In die zin is dit geen eenvoudige consumptiepoëzie maar een dichter-denker die
veel van zijn lezers durft te vragen. Dat hij daarbij vaak ook het schrijven
als een expliciet thema betrekt hoeft niet te verbazen. Deze bundel is een
belangrijke schakel in een eigenzinnig en compromisloos maar ook wel belangrijk
oeuvre.
Henk van der Waal: De letterkast van het onvoltooide, Querido,
Amsterdam 2022, 103 p. ISBN 9789021470702.
Distributie L&M Books
© 2024 | MappaLibri