De zesendertig eerste albums van De Rode Ridder zijn het voorbije
jaar in zes speciale edities gebundeld, waarvan nu de laatste twee delen zijn
verschenen (een volgende reeks, die de albums zal bundelen die door Karel
Biddeloo werden getekend, staat al op stapel). Toevallig vallen deze twee
boeken opnieuw uiteen in twee coherente collecties. Het vijfde deel bundelt de
albums waarin Frank Sels zijn beste werk voor Studio Vandersteen afleverde,
terwijl deel zes de albums bijeenbrengt waarvoor Eduard De Rop tekende. Het
laatste album uit de reeks, De Zwarte Roos (Nr. 36; als album verschenen
in 1968), werd door verschillende handen getekend en markeert de overgang van
De Rop naar Biddeloo, die misschien nog meest van al zijn stempel op de reeks
zou drukken.
Johan,
de Rode Ridder, bevindt zich nog steeds in Engeland, waar hij als ridder van de
Ronde tafel zijn zwaard ten dienste van koning Arthur en het recht stelt. In
aansluiting bij eerdere albums, wordt hij tijdens zijn expedities vaak
bijgestaan door Lancelot, die zich tot zijn wapenbroeder en reguliere buddy
heeft ontplooid. Na de eerst opstartjaren heeft de Ridder in deze albums
volledig vorm gekregen, en zijn avonturen staan dan ook vol van spanning,
actie, en in toenemende mate ook elementen van fantasy. Zoals ook al
eerder het geval was, worden heel wat figuren en namen ontleend aan de Arthurtradities
en aan de Keltische en Germaanse mythologie, waarbij echter steevast heel los
wordt omgesprongen met de oorspronkelijke context: Vandersteen (die de verhalen
bleef verzinnen maar het meeste tekenwerk uitbesteedde aan de Studio) deed
geheel zijn eigen ding met deze elementen.
Het motief van eer als
mannelijke deugd, dat we van in de eerste albums hebben kunnen navolgen, wordt
in de context van de Ronde Tafel nog steeds gehanteerd: de Ronde Tafel staat
ten dienste van het goede. Zoals Johan het stelt in De Zwaneburcht (Nr.
29; 1966): ‘De ridders van de Ronde Tafel hebben als plicht iedereen bij te
staan!’ Het is ook interessant om zien hoe de vriendschap tussen ridders Johan
en Lancelot in deze albums psychologisch wordt uitgediept. Doorheen de
verschillende verhalen bleef de Rode Ridder in het verleden bijvoorbeeld
behoorlijk stoïcijns onder de aanwezigheid van vrouwelijk schoon. Aan het slot
van De Kroon van Deirdre (nr. 26; 1965) laten zowel Johan als Lancelot
zich echter charmeren door de Vikingprinses Deirdre. In het vervolgalbum Het
Graf van Ronjar (Nr. 27; 1966, in 1965 in de krant), waarin de ridders
Deirdre naar haar thuisland vergezellen waar ze haar vermoorde vader Ronjar
moet opvolgen, leidt dit zelfs tot rivaliteit tussen beide helden.
Hoewel hun
vriendschap deze proef doorstaat, wordt de band tussen beide mannen opnieuw een
thema als Johan in Mysterie te Camelot (Nr. 30; 1966, en het laatste
album waar Sels aan werkte) alleen uit jagen gaat terwijl Lancelot zich in
Camelot met hofdames vermaakt. Als Johan vervolgens door een bende kinkels
wordt aangevallen, verschijnt Lancelot net op tijd om hem te ontzetten. ‘Je
dacht toch niet dat ik je in de steek zou laten voor een paar bekoorlijke
hofdames? Na al die avonturen die we samen beleefd hebben zijn we
onafscheidelijk geworden, Johan!’ Die vriendschapsband, waar zoals zo vaak in
jongensboeken geen vrouw tussen kan komen, wordt meteen daarop opnieuw bevestigd
wanneer Johan wordt beschuldigd van een moord en, ondanks dat hij zijn onschuld
volhoudt, de schijn tegen zich heeft. Lancelot blijft evenwel geloven in Johans
onschuld en helpt hem ontsnappen uit de kerkers van Camelot om bewijs te gaan
zoeken dat zijn onschuld kan aantonen.
In de volgende albums trekt
Johan steeds vaker de wereld in op zoek naar avonturen, waardoor Camelot als
decor voor zijn exploten enigszins op de achtergrond verdwijnt. Ook Lancelot
verdwijnt hierdoor een beetje in de coulissen. Tegelijk zorgt het aantreden van
De Rop als tekenaar voor stilistische eenheid in de albums terwijl de actie
serieus wordt opgedreven in albums als Angst Over Neveland (Nr. 32;
1967) en Het Beleg van Crowstone (Nr. 33; 1967). In wat nu als een
amusante politiek incorrecte toets overkomt, ziet Johan zich in De Groene
Mummie (Nr. 31; 1966) geconfronteerd met zeer stereotiep gekarakteriseerde
Afrikanen en Egyptenaren, terwijl er in de albums die De Rop tekende ook
opnieuw een aantal sterke vrouwenfiguren opdraven, opmerkelijk genoeg in de rol
van slechterik. De Moor Haram in Het Beleg van Crowstone is dan weer een
interessante figuur omdat dit personage minder raciaal gestereotypeerd is en bovendien
ook vanuit eergevoel handelt, met name tegenover de Rode Ridder zelf (die Haram
aan het begin van het verhaal het leven redt).
Zoals de vier eerdere delen in
de reeks zijn ook deze twee verzamelalbums in een mooie blauwe hardcover
gebundeld, op aangenaam papier, in een ongewijzigde herdruk van de best
bewaarde originelen, en voorzien van bijzonder informatieve inleidingen van de
hand van Ivo De Wispelaere, die zowel de productiegeschiedenis van de albums
schetst als toelichting geeft bij de historische elementen die in de albums
worden aangehaald en al dan niet om creatieve redenen zeer vrij worden
geïnterpreteerd.
Willy Vandersteen: De Rode Ridder: De Eerste Avonturen, 1965-1966,
Standaard Uitgeverij, Antwerpen 2019, 232 p. : ill. ISBN 9789002267857
Willy Vandersteen: De Rode Ridder: De Eerste Avonturen, 1966-1967,
Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2019, 232p. : ill. ISBN 9789002267864
deze pagina printen of opslaan