9+ - Het verhaal begint sterk. De lezer wordt
meteen meegesleept in een wonderlijke wereld waarin iets gebeurt dat je niet
eerder las. Een baby wordt tijdens de picknick opgetild door een arend om
gevoerd te worden aan de kuikens. Gelukkig zijn die net daarvoor weggegrist
door een veelvraat, waarna het kind wordt grootgebracht door de arenden. De
jongen eet rauw vlees en leert de taal van de vogels. Alleen vliegen lukt niet.
Dan leert hij maar hippend voor zichzelf te zorgen. Zijn leven blijft beperkt,
tot hij de tweehoofdige dwerg leert kennen. Die brengt hem in contact met de
wereld van de mensen, waardoor zijn leven voorgoed verandert. Intussen kreeg
hij een naam, Flin.
Daarmee verslapt het verhaal jammer genoeg, vooral doordat de auteur er te
veel elementen in verwerkt die allesbehalve origineel zijn en te weinig een
dwingend geheel vormen. De jongen wordt verliefd op een meisje uit het dorp,
Solange. Ze wordt geterroriseerd wordt door haar wrede oom, die met zijn geweer
de macht wil over het dorp. Flin krijgt concurrentie van een eenhoorn, die ook
een boontje heeft voor het dorpsmeisje. Als Solange geschaakt wordt door een
draak, gaan ze haar samen met de dwerg redden.
Dat gebeurt erg vlotjes: de draak loopt leeg als een ballon
nadat de eenhoorn hem doorprikte. Ook de oom wordt makkelijk onschadelijk
gemaakt nadat zijn helpers door de draak werden verscheurd. Flin zette de draak
daar overigens toe aan. Uiteindelijk voeren de verschillende draden naar een
voorspelbaar slot. De eenhoorn kiest voor enkele merries die hem bewonderen,
waardoor voor Flin de weg vrij is voor ‘zijn’ Solange:
‘Daar was ze! Beschenen door een warm licht stond ze in een
stralend witte jurk naar hem uit te kijken.’
Ze trekt zich niets aan van de
omstaanders, rent naar Flint toe, omhelst hem en kust hem ‘gewoon op zijn
mond.’ Kan het gewoner, of meer zoals in een sprookje?, om Solanges woorden te
gebruiken. Intussen is er niet zoveel meer overgebleven van haar sterke
persoonlijkheid uit het begin, waar ze werd neergezet als een feministe die
haar mannetje kan staan en zich minachtend uitlaat over mannen.
De indruk dat het verhaal op de duur opgevuld wordt met bekende
bouwstenen wordt nog versterkt door de vele details die evenmin origineel zijn
en bovendien weinig functie hebben in het geheel, van geniepige plantjes over
sprekende bomen tot een oude watergeest. Dat het verhaal steeds minder gaat
leven, ligt ook aan de taal, met geregeld stijve zinnen als de volgende: ‘In
het begin had ze niets kunnen eten, maar uiteindelijk was ze er, gedreven door
honger, telkens bijna overgevend, aan begonnen’ of ‘Maar Scharmans had, met het
lonkende vooruitzicht van de absolute macht, doorgezet.’
Dat dit verhaal de belofte van
het begin niet inlost, is jammer. Het bevat immers meerdere ingrediënten
waarmee wel een origineel geheel gemaakt had kunnen worden. Er is in de eerste
plaats de figuur van de jongen die opgroeit tussen vogel en mens (zijn twijfels
worden af en toe wél indringend getypeerd, al had de auteur ook die korter en
krachtiger kunnen vatten). Ook het vriendschappelijke gekrakeel tussen Flin en
de eenhoorn levert memorabele momenten op. Maar vooral de figuur van de
tweehoofdige dwerg blijft bij, zeker wanneer de twee hoofden mekaar tegenspreken
of mekaar verwijten naar het hoofd slingeren. Als de auteur dit soort figuren
in een verhaal met meer innerlijke spankracht had weten te verwerken, kon er
een waarlijk tijdloos sprookje uit groeien.
Henry Lloyd, Laurens Rawie:
Flin, of de verloren liefde van een eenhoorn, Querido, Amsterdam 2019, 327 p. :
ill. ISBN 9789045124100. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan