14+ - ‘De mens kan doen wat hij wil, maar hij kan niet willen wat hij wil.’ Met dit citaat van Schopenhauer opent John Greens nieuwste roman, Schildpadden tot in het oneindige. Het zou uit de mond van Greens hoofdpersonage kunnen komen: de 16-jarige Aza Holmes lijdt aan een obsessief-compulsieve stoornis waarbij ze voortdurend bezorgd is dat ze ten prooi zal vallen aan ziekmakende bacteriën.
Ze ziet
zichzelf dan ook niet als iemand met een vrije wil, maar als ‘een in huid
verpakte bacteriële kolonie’ die geen enkele controle heeft over haar eigen
gedachten. Het gaat zover dat ze er zelfs aan twijfelt of ze eigenlijk wel
bestaat.
Op
het eerste gezicht vertrekt Schildpadden
tot in het oneindige van een handvol plotelementen die herkenbaar zijn uit
Greens vorige boeken: een onzeker, neurotisch aangelegd hoofdpersonage (Aza)
begint samen met haar wereldwijze, gevatte sidekick (beste vriendin Daisy) aan
een speurtocht naar een verdwenen miljardair, daarbij geleid door een handvol
raadselachtige aanwijzingen die de man al dan niet bewust heeft achtergelaten.
Aza voelt zich al snel aangetrokken tot de zoon van de miljardair, Davis, en er
ontspint zich een typische Green-romance vol onhandige toenaderingspogingen,
intelligente dialogen en literaire verwijzingen (naar Charlotte Brontë,
Shakespeare en Robert Frost, om er maar een paar te noemen).
Toch duurt het niet lang voor de
zoektocht op een zijspoor belandt en het echte thema van de roman steeds
nadrukkelijker naar voren komt. Hoe intiemer Aza’s relatie met Davis namelijk
wordt, hoe meer ze vastloopt in haar eigen hoofd. Als ze zoenen, kan ze alleen
maar denken aan de miljoenen bacteriën die vanuit Davis’ lichaam naar het hare
migreren. Zelfs zijn hand vasthouden lukt amper. Verliefd zijn helpt Aza niet
om haar angsten te overwinnen, het lijkt haar zelfs nog kwetsbaarder te maken.
Ze probeert
aan Davis uit te leggen dat haar gedachten, in tegenstelling tot de steeds
wijdere wenteling uit De wederkomst
van Yeats, haar meezuigen in een steeds nauwere spiraal. ‘Een draaikolk die je
wereld kleiner en kleiner maakt […] tot je tenslotte beseft dat je niet ín een
cel zit. Je bént de gevangeniscel.’
Die gedachtenspiralen van Aza
komen doorheen het hele boek terug, op de meest onmogelijke momenten, en
slorpen haar steeds meer op. Wanneer Aza na een auto-ongeluk in het ziekenhuis
belandt, een omgeving die zij associeert met de vreselijkste bacteriën,
escaleert de situatie en raakt ze volkomen in paniek – een gevoel dat Green op
een huiveringwekkende manier weet over te brengen. Naar aanleiding van dit
incident wordt Aza’s medicatie aangepast en komt er eindelijk wat beterschap in
zicht.
De zaak
van de verdwenen miljardair lost Aza als bij toeval nog op – haar familienaam
is niet voor niets Holmes – maar in een genuanceerde epiloog wordt duidelijk
dat Aza’s leven bij momenten een worsteling zal blijven.
Green zei in een interview dat
hij met dit boek enerzijds het taboe op mentale ziekten wil doorbreken, maar
dat hij ze aan de andere kant ook niet wil romantiseren, zoals in films en
literatuur vaak gebeurt (de bipolaire geheim agente die als enige terroristen
doorziet, de detective die even geniaal als gestoord is). In Schildpadden tot in het oneindige laat
Green de lezer voelen hoe het is om met een stoornis door het leven te moeten –
en daar is inderdaad niets romantisch aan. Voor Aza is het vooral vermoeiend,
lastig, en bovenal eenzaam. Aza’s gedachtenspiralen komen altijd ongelegen en
herhalen zich tot in het oneindige, tot vervelens toe. Ze drijven niet alleen
Aza tot wanhoop, maar ook haar omgeving. Daisy wijst Aza er geïrriteerd op dat
alles bij haar altijd om haarzelf draait –
waarop Aza alleen maar
kan antwoorden dat ze inderdaad vastzit in haar eigen hoofd, en daar geen
moment uit kan ontsnappen.
Om een lang verhaal kort te maken, de nochtans ook niet
oninteressante plot van deze roman (de zaak van de verdwenen miljonair roept
vragen op over persoonlijke verantwoordelijkheid en of ouderliefde automatisch
onvoorwaardelijk is) is in feite ondergeschikt aan de inkijk die John Green wil
bieden in het woelige hoofd van een 16-jarig meisje met OCD. En dat experiment
is confronterend, aangrijpend en meer dan geslaagd.
John Green: Schildpadden tot in
het oneindige, Gottmer, Haarlem 2017, 303 p. ISBN 9789025768423 .
Vertaling van Turtles all the way down door Aleid van Eekelen-Benders.
Distributie: L&M Books
deze pagina printen of opslaan