4+ - Elke jaar geeft Querido naar aanleiding van de Annie M.G.
Schmidt week een verhaal van de schrijfster uit als prentenboek. Dries en de Weerwolf schreef Schmidt al
in 1948, maar het verscheen voor het eerst in 1968 in de bundel Het beest met de achternaam onder de
titel ‘Dries versloeg de weerwolf’.
Illustrator van dienst voor deze
uitgave is Martijn van der Linden, die als weinig anderen dieren een eigen
karakter kan geven. Dat blijkt onder meer uit zijn illustraties voor Winterdieren van Bib Dumon Tak en recent
nog in De mooiste wiegeliedjes van hier
en elders. In dit boek gebruikt hij collages, waardoor dieren en mensen als
het ware uit de landschappen naar voor springen. Karaktervol is de wolf zeker,
met zijn robuuste, zwarte lijf vol grijze haren, de sluwe blik in zijn gele oog
en zijn grote bek met blikkerend witte tanden en een felrode tong. Hij
contrasteert fel met de blauwgrijze tinten van het ‘Muiskleurig Gebergte’. Van
der Linden typeert hem als een gruwelijke veelvraat. Als hij een kudde herten
achtervolgt door het dorp, lijkt hij veel groter dan de vluchtende dieren en
jongleert hij met botjes die als hagel achter hem neer komen. De meeste
aandacht trekt echter de kleine Dries, de jongen die zich dapperder toont dan
alle volwassenen samen en uiteindelijk de wolf weet te verslaan met kauwgom,
een goedje dat na de Tweede Wereldoorlog sterk tot de verbeelding sprak.
Dries en de weerwolf behoort zeker niet tot Schmidts sterkste werk,
daarvoor is het verhaal te voorspelbaar en te expliciet. Toch blijft het een
fijn verhaal om voor te lezen door enkele typische Schmidt-kenmerken. Ze haalt
met milde humor de opgeblazen autoriteit onderuit: de gemeentesecretaris loopt
helemaal achteraan in de groep mannen die de wolf willen uitschakelen, ‘want
hij was een voorzichtig man.’ Oog in oog met het monster rent de hele groep
ervandoor, de gemeentesecretaris op kop. Achteraf zegt hij dat hij wel in zijn
eentje verder had gedurfd, maar, zo voegt Schmidt eraan toe: ‘dat was niet zo’.
Ook typisch Schmidt is dat het een kind is dat uiteindelijk de boel redt.
Ten slotte is
ook in dit vroege verhaal Schmidts expressieve stijl al duidelijk (al werden
enkele verouderde of moeilijke woorden vervangen: ‘gruwzaam’ werd ‘gruwelijk’
en ‘behoedzaam’ ‘voorzichtig’). Hoe klank- en beeldrijk haar stijl is en hoe
sterk haar oog voor het sprekende detail mag blijken uit het begin:
‘In het midden van
het hartje van het binnenste van het Muiskleurig Gebergte woonde de Weerwolf.
Hij was groot en verschrikkelijk. Zijn ogen sproeiden vuur en zijn tong had
karteltjes. Lange witte scherpe tanden had hij en iedere avond om zes uur brulde
hij zo hard, dat het hele Muiskleurige Gebergte ervan sidderde.’
Als je je lezer zo
kunt laten sidderen, heb je wel wat in je mars.
Amsterdam : Querido 2016, 26 p.
+ ill. ISBN 9789045119120
deze pagina printen of opslaan