Over rouw en de tegenstrijdigheid van de menselijke
geest
13+
- Zeven minuten na middernacht is een magisch-realistische
jongerenroman, gebaseerd op een idee van de aan borstkanker overleden Ierse
schrijfster Siobhan Dowd. Het hele boek ademt echter Patrick Ness. Het
filosofische verhaal roept meer vragen op dan het beantwoordt en er is geen sprake
van een eenduidige moraal of stereotiepe personages. Het is een complex verhaal
over rouw en de tegenstrijdigheid van de menselijke geest, dat terecht het
label ‘meesterwerk’ verdient.
Wie is het monster?
Het hoofdpersonage
is de dertienjarige Conor O’Malley, wiens moeder lijdt aan een terminale vorm
van kanker. Conors vader is jaren geleden met een andere vrouw naar Amerika
vertrokken en aan zijn hardvochtige grootmoeder heeft hij evenmin veel steun.
Zijn klasgenoten mijden hem sinds zijn beste vriendin Lily hen verteld heeft
over zijn thuissituatie, waarna de twee knallende ruzie kregen. Tot overmaat
van ramp wordt hij ook nog eens getreiterd door pestkop Harry en zijn
consorten. Al met al voelt Conor zich dus behoorlijk eenzaam. Daarnaast
worstelt hij met een duister geheim, dat hem tergt in terugkerende nachtmerries
en pas aan het einde van de roman wordt opgehelderd.
Op een nacht krijgt Conor bezoek
van een monster: de taxusboom op de begraafplaats achter zijn huis is tot leven
gekomen en belooft hem drie verhalen te vertellen, waarna Conor zelf het vierde
verhaal moet vertellen, dat van zijn nachtmerrie. Dat het monster de vorm van
een taxusboom aanneemt, is niet toevallig. In Groot-Brittannië worden deze
bomen traditioneel geplant op kerkhoven, waardoor ze zijn uitgegroeid tot een
symbool voor rouw. Ook is taxus een ingrediënt van kankermedicijnen, en wanneer
zijn moeders medicijn niet aanslaat, is de massieve boom dan ook een dankbaar
middel voor Conor om tegenaan te schoppen en zijn frustraties op bot te vieren.
Het monster
geeft het boek een magisch randje. Denk je eerst dat Conor droomt, dan zaaien
de naalden, bessen en bladeren in zijn slaapkamer twijfel. Gaandeweg groeit het
idee dat Conor en het monster dezelfde zijn. In dit opzicht is ook de Engelse
titel A Monster Calls interessant. Hoewel Ness zelf aangeeft deze
gebaseerd te hebben op het toneelstuk An Inspector Calls van J.B.
Priestly, roept zijn titel ook herinneringen op aan Mary Shelley’s Frankenstein,
een boektitel die bekend staat om zijn dubbelzinnigheid. Terwijl veel mensen
denken dat het monster ‘Frankenstein’ heet, is dit eigenlijk de naam van diens
maker, wat de vraag oproept wie het ware monster is. Op een vergelijkbare
manier geeft het monster in Zeven minuten na middernacht herhaaldelijk
aan dat Conor hém geroepen heeft en niet andersom, wat het gevoel versterkt dat
hij een onderdeel is van Conors onderbewustzijn.
Suggestieve parabels
De verhalen van het monster houden steeds verband met het
kaderverhaal, maar pas tegen het einde van het boek, wanneer Conor zijn geheim
opbiecht, kun je als lezer de link leggen. Het vereist dan ook meerdere
leesbeurten om het boek echt te kunnen vatten.
De eerste twee verhalen zijn een
soort parabels die Conor iets leren over zijn eigen situatie, ook al vindt hij
zelf dat ze ‘nergens op slaan’. In het eerste verhaal wil een gemene heks
trouwen met een prins, om zo te macht over het koninkrijk te grijpen. In een poging
zijn onderdanen tegen haar op te zetten, vermoordt de prins een boerendochter
en schuift de schuld in de schoenen van de heks. Een aardig mens begaat een
slechte daad waar een naar mens onterecht het slachtoffer van wordt: met dit
verhaal wil het monster Conor uitleggen dat niet mensen zelf, maar hun daden
goed of slecht zijn. Conor hoopte dat het monster zijn oma een lesje zou leren,
maar hoe vervelend ze ook is, ze heeft geen misdaad begaan en dus verdient ze –
net als de heks – geen straf.
Het tweede verhaal beschrijft een ruzie tussen een
alchemist en een predikant. De eerste is wederom een onplezierig mens, die uit
is op gewin: hij wil de taxusboom omhakken om daar een goedverkopend medicijn
van te maken. De predikant houdt dit echter tegen, in de overtuiging dat zo’n
medicijn een ouderwets bijgeloof is. Maar wanneer zijn eigen dochters ziek
worden, gooit de predikant dit standpunt plotsklaps overboord en smeekt de
alchemist om de boom alsnog om te hakken. Hij geeft zijn geloof in de
geneeskunde en het herstel van zijn dochters op zodra het moeilijk wordt.
Daarmee lijkt de zwakke predikant niet alleen op Conors vader, die even
overvliegt vanuit Amerika om zijn medeleven te betuigen, maar direct weer
vertrekt omdat zijn echtgenote dat vraagt, maar – zo blijkt op het einde van
het boek – ook op Conor zelf, die er van meet af aan geen vertrouwen in heeft
dat zijn moeder haar ziekte zal overwinnen.
Dit narratieve verband wekt een
hoop suggesties over de complexe familierelaties. Stapte Conors vader even
gemakkelijk uit het huwelijk met diens moeder? Lijkt Conor misschien op zijn
vader, en is dat de reden dat zijn oma zo kil tegen hem doet? Geeft Conor de
hoop zo snel op omdat hij eerder gekwetst is door het plotse afscheid van een
ouderfiguur – een indruk die wordt versterkt doordat hij steeds spreekt over
‘gaan’ en ‘weggaan’ in plaats van ‘doodgaan’? Ness gaat nergens op deze vragen
in, maar laat het aan de lezer over om zijn eigen conclusies te trekken.
Monsterlijk, of
menselijk?
Na afloop van het tweede verhaal verwoest het
monster het huis van de predikant en nodigt Conor uit om mee te doen. Wanneer
Conor terugkeert uit deze droomwereld, ziet hij dat hij de woonkamer van zijn
oma kort en klein geslagen heeft. Het is het eerste moment in het boek waarop
Conor en het monster lijken te versmelten. Tijdens het derde verhaal wordt dat
gevoel nog sterker: het monster vertelt Conor over ‘een onzichtbare man […] die
er genoeg van kreeg om niet gezien te worden.’ Het verhaal is geen parabel,
maar heeft direct betrekking op Conor zelf en is vermengd met het kaderverhaal,
waarin Conor ruzie zoekt met Harry en hem het ziekenhuis in slaat. Hier
vervaagt de grens tussen Conor en het monster helemaal: het is Conor die zijn
vuisten balt en Harry een duw geeft in de bijbehorende illustratie, waar het
monster niet meer dan een vage vlek is. Uit de reacties van de omstanders
(‘Waar ben jij mee bezig, O’Malley?’), blijkt bovendien dat er voor hen geen
monster zichtbaar is.
Interessant genoeg gaat Conor niet met Harry op de vuist om
hem terug te pakken voor zijn getreiter, maar juist omdat Harry belooft hem
voortaan met rust te laten. Om een of andere reden lijkt Conor de pesterijen
nodig te hebben. Misschien omdat negatieve aandacht beter is dan helemaal geen
aandacht? Veroorzaakt Conor chaos om gezien te worden? Hoewel deze zaken zeker
een rol spelen, vallen de puzzelstukjes pas echt op hun plaats tijdens het
vierde en laatste verhaal, waarin Conor eindelijk bekent wat hem dwarszit.
In zijn
nachtmerrie hangt Conors moeder aan de rand van een klif, terwijl een monster
van rook en vlammen haar de afgrond in trekt. Hoewel Conor haar nog langer had
kunnen vasthouden, kiest hij ervoor om zijn moeder los te laten: ‘Ik kan er
niet meer tégen! […] Ik kan er niet tegen om te weten dat ze weg zal gaan! Ik
wil gewoon dat het achter de rug is! Ik wil dat het afgelopen is!’ De lezer
kreeg al eerder de indruk dat Conor straf probeert uit te lokken (door de huiskamer
te vernielen, Harry in elkaar te slaan en zijn huiswerk niet te maken) en de
pesterijen van Harry als zijn verdiende loon beschouwt, maar nu blijkt ook
waarom: Conor hoort volgens hemzelf ‘de allerergste straf’ te krijgen voor zijn
monsterlijke gedachte. Het monster legt hem echter uit dat zijn gevoelens juist
heel menselijk zijn:
‘[…] je geest spreekt zichzelf wel honderd keer per dag tegen. Je wilde
dat ze zou gaan terwijl ze tegelijkertijd wanhopig wilde dat ik haar zou
redden. Je geest gelooft graag in geruststellende leugentjes, ook al kent je
geest ook de pijnlijke waarheden waardoor die leugentjes noodzakelijk zijn. En
je geest straft jou omdat je in allebei gelooft.’
Het besef dat de menselijke
psyche vol tegenstrijdigheden zit, is volgens Ness de essentie van het
volwassen worden, zo vertelt hij tijdens zijn bezoek aan de Antwerpse
Boekenbeurs. Doordat deze boodschap in het boek wat uitleggerig gebracht wordt,
merk je dat Zeven minuten na middernacht in eerste instantie gericht is
op kinderen en tieners. Hiermee is het verhaal echter niet ten einde,
integendeel: de verwachtingen van de lezer worden nog een laatste keer
tegengesproken, wanneer Conor zijn moeder ‘de onherroepelijke, volledige
waarheid’ vertelt. Je verwacht dat hij haar zal vertellen over de gedachte die
al hem zo lang kwelt, maar in plaats daarvan zegt hij: ‘Ik wil niet dat je
gaat.’ Hij accepteert de pijnlijke situatie zoals die is en precies daarin
schuilt zijn verlossing: ‘Conor hield zijn moeder heel stevig vast. En daardoor
kon hij haar eindelijk loslaten’.
Innovatieve illustraties
Zeven
minuten na middernacht is sowieso al een gelaagd verhaal, maar krijgt nog
een extra dimensie dankzij de prenten van kunstenaar Jim Kay, die met dit boek
zijn debuut als illustrator maakt. Kay toont zich een innovatieve tekenaar:
zijn grimmige zwart-witillustraties in collagetechniek lopen over meerdere,
soms wel negen pagina’s. Er is een duidelijk contrast tussen natuur en
industrie, zowel in de stijl – krasserige pentekeningen worden afgewisseld met
strakke digitale vormen – als in de beelden zelf: glooiende heuvels tegen een
achtergrond van fabrieksschoorstenen, het overwoekerde kerkhof versus het
betonnen schoolgebouw… Ook zien we veel symbolen van begrenzing (hekken,
doorntakken) en vrijheid (vogels, vlinders), die de thematiek van gevangen
zitten en loslaten nog meer in de verf zetten.
Mensen, als ze al voorkomen,
zijn slechts vage schimmen. Conor is het grootste deel van de roman slechts een
wit silhouet, een blanco plek. In de prent bij zijn nachtmerrie krijgt hij
echter een pikzwarte invulling: zijn donkere geheim is onthuld. Het monster was
voorheen altijd zwart of diepgrijs, maar nu zien we een witte arm, wat de
indruk versterkt dat Conor en het monster inwisselbaar zijn. Ook toont de
kleurwisseling dat mens en monster, Goed en Kwaad, niet zo zwart-wit te typeren
zijn. Op de laatste prent ligt Conor te slapen tegen de zwarte taxusboom en
zien we alleen een wit gezicht en hand: de twee zijn als het ware een geworden.
De essentie
van de puberteit
Met Zeven minuten na middernacht
levert Patrick Ness opnieuw een rijk verhaal af dat nog lang in je hoofd blijft
nazingen. Ondanks de complexiteit en het heftige thema is het een toegankelijk
boek, dat nergens te zwaar of belerend wordt – op de sleutelscène na. De
parabels van het monster worden doorspekt met sarcastische opmerkingen van
Conor (‘Dit was een koninkrijk […] We hebben niet eens een MacDonalds’)
en de talloze mysteries zorgen ervoor dat je het verhaal in één ruk uitleest.
Bovendien
reikt de thematiek van het boek veel verder dan alleen kanker, want Conors
emoties zijn in meer of mindere mate herkenbaar voor iedere tiener. Het gevoel
dat je er in je eentje voor staat, dat volwassenen je niet serieus nemen, de
tegenstrijdige gedachten waar je niks van begrijpt… Het is de essentie van de
puberteit. Juist daarom is Zeven minuten na middernacht bij uitstek een
jongerenroman, ook al werd het boek toen het in 2013 oorspronkelijk verscheen
op de Nederlandstalige markt, gepromoot ‘voor alle leeftijden. Het boek werd bekroond met de Carnegie Medal 2012 de Kate Greenaway
Medal2012 en de Gouden Lijst 2014.
Patrick Ness, Jim Kay: Zeven minuten na middernacht,
Ploegsma, Amsterdam 2023, 215 p. : ill. ISBN 9789021684581. Vertaling van A
Monster Calls door Manon Smits. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan