12+ - ‘Zie je
ik hou van je, / ik vin je zoo lief en zoo licht’ Deze overbekende regels van
Herman Gorter drukken precies de sfeer uit die Wolf Erbruch schept in Zoen
me tot ik spin, een minibloemlezing met achttien gedichten over de liefde.
Het boekje bevat weinig verrassingen. Er zijn de klassiekers van Gorter en
Zwagerman (‘… zag jij misschien’), Hanlo (‘Ik noem je bloemen’) , Andreus ‘Ik
heb je liever’) en Warmond (‘Je bent’). Ook de gedichten van K. Michel, Eva
Gerlach, Rutger Kopland, Annie M.G. Schmidt, Toon Tellegen, Judith Herzberg en
Bart Moeyaert zijn al vaak gebloemleesd. Enkel de recente verzen van Simon van
der Geest en Taneke Wiegersma kleuren buiten de bekende lijntjes.
De meeste gedichten
zijn oorspronkelijk voor volwassenen geschreven, maar enkele komen uit bundels
voor de jeugd van onder meer Edward van de Vendel en André Sollie.
Experimentele gedichten waar je diep in moet graven naar de betekenis bevat de
bloemlezing niet, maar wel heel herkenbare verzen in eenvoudige bewoordingen
die kinderen en andere volwassenen kunnen aanspreken, wat nog meer geldt voor
de illustraties van Wolf Erlbruch.
Niet alleen de meeste dichters, maar ook de benaderingen
van het thema zijn bekend: hoe (schier) onmogelijk het is om te zeggen hoeveel
je van de ander houdt, hoe bijzonder die kus is, hoe de ik zich voelt in de
nabijheid van de geliefde en hoe bijzonder die geliefde is. Om dit laatste uit
te drukken, gebruiken de dichters ongewone combinaties en beelden: ‘ik heb je
lief zoals je soms/ gelijk een gouden zomerdag bent’, ‘ik noem je: narcissen in
de nacht’ of ‘je bent […] een warm en onontwarbaar wezen’.
Wat dit boekje, ondanks de
beperkte en weinig verrassende selectie, toch tot een hebbeding maakt, zijn de
illustraties van Wolf Erlbruch. Ze zijn zo dominant dat enkel zíjn naam op de
voorpagina prijkt. Van een bloemlezer is geen sprake, ook niet binnenin.
Erlbruch brengt de verzen tot leven met verliefde en zoenende dieren. Soms zijn
ze van dezelfde soort zoals de twee vleermuizen, eenden of beren, maar vaker
zijn ze heel verschillend, wat voor fijne humor zorgt in gekke combinaties: een
eland en een uil op een tak, een muis en een slak of een hond en een vis… het
kan allemaal. Bij Gorters gedicht zie je zelfs een vos en een gans, wat aan het
gedicht een bitter smaakje geeft.
Soms zie je aan de kleren dat het om een mannetje en een
vrouwtje gaat, maar soms zouden de dieren net zo goed van hetzelfde geslacht
kunnen zijn. Meestal gaat het om koppels, maar bij Schmidts ‘Doosje’ zie je een
mama varken haar biggetje kussen (tenzij het een heel klein mannetje is, in elk
geval wordt hij bijna verstikt in de omhelzing). En het schaap bij ‘Ik noem je
bloemen etc.’ van Jan Hanlo staart helemaal alleen en dromerig de nacht in.
Er wordt
opmerkelijk veel gekust op de prenten en het zijn vaak die zoenen die ze extra
komisch maken: een doortastend geitje zoent een slungelige hond, de vleermuizen
doen het ondersteboven, bij de eland en de kikker verwacht je zo een prins te
zien verschijnen en de hond steekt zelfs zijn kop in de bokaal van de vis.
Het boekje is
tot in de details verzorgd uitgegeven. De titels en auteurs zijn gedrukt in een
kleur die past bij de illustraties en elk gedicht krijgt een volledige pagina
tegenover de prent. Vooraan in het boek huppelt een eekhoorn over de rug van
een beer en achteraan springen een haas en een sprinkhaan het boek uit. Precies
zo lichtvoetig kan dit boekje je doen voelen.
Hans Andreaus e.a., Wolf
Erlbruch: Zoen me tot ik spin, Querido, Amsterdam 2018, 39 p. : ill. ISBN 9789045112794.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan