9+ - Op de
kaft van Ik juich voor jou staat de illustrator op de eerste plaats. En
dat is terecht, want Wolf Erlbruchs illustraties van sportende dieren vormden
de inspiratiebron voor Van de Vendels gedichten. Omdat Edward Van de Vendel
dichter is in hart en nieren, zijn die gedichten veel meer dan ‘praatjes bij
plaatjes’. Telkens weer zorgt hij voor een bijzondere spanning tussen tekst en
tekening én voor poëtische spanning in de gedichten.
Het openingsgedicht focust op
wat er zich afspeelt op dat ene ondeelbare moment net voor de race, waarop de
hele wereld stil lijkt te staan:
‘Dat is sport
De mooiste dromen
worden aan je toegekend
terwijl je ergens anders bent.’
Op de illustratie wordt de
aandacht van de kijker naar het gezicht van de eend getrokken, waarin dat ene
lijntje in het verlengde van de bek, het oog en de gestrekte nek heel precies
dat moment verbeelden waarop je ‘afwezig bent, en leeg, en stil.’
Het motief van het
stilzetten van tijd en beweging komt terug in ‘Het onmogelijke’, waarin de
lezer wordt uitgenodigd zich in te beelden dat alle sporters op een dag
plotseling stil blijven staan. Als iedereen dan eensklaps weer in beweging komt
en ze samen ‘een gigantisch, gigantisch punt’ maken, wat een feest zou dat niet
zijn’. Op de illustratie veert een kat met een gelukzalige, brede glimlach in
de lucht, klaar om met haar racket de shuttle te raken.
De kracht van de verbeelding
loopt als een rode draad door de bundel. In ‘Oma, breiend’ vertelt een
grootmoeder straffe verhalen over vroeger aan haar kleinkind. Het gedicht rolt
zich uit als een breiwerk, met enjambementen en binnenrijmen rechts en
averechts. Op de prent zit een oma-poes te breien, terwijl naast haar op de
bank haar kleinkind met grote ogen voor zich uit staart, armen gekruist en
benen met skilatten gespreid. ‘Een kolibrietje’ gaat dan weer over ‘het geheim
van de sporter’. Bij de dromerige glimlach van de eend op de prent kun je zó
dat onzichtbare vogeltje erbij verzinnen.
In sommige gedichten gaat de
diepere laag gepaard met een boodschap, waarbij de lezer direct wordt
aangesproken. Toch is de boodschap nooit expliciet, je moet hem uit het gedicht
graven. ‘Dikhuiden’ stelt op een speelse manier vooroordelen in vraag. ‘Kikker
is kampioen’ geeft een applaus voor ‘duizelingwekkende diversiteit’ en
‘gekkigheid’ met een fascinerende, ritmische en klankrijke opsomming van
kikkersoorten met heel bijzondere eigenschappen. In ‘Span er een koord
overheen’ is de collage van een koorddansende vogel boven een stad aanleiding
voor een allegorie over het durven uitstijgen boven pesterijen en
onderdrukking:
‘Laat ze zichzelf maar vergelijken
met wie jij hierboven durft te
zijn.
Jij beloopt je eigen lijn,
en zij staan daar
hun nekken te verrekken.
Van de bewonderpijn.’
In het titelgedicht ‘Ik juich
voor jou’ lijkt de ‘ik’ sterk op een ouder die vanaf de zijlijn supportert voor
zijn of haar kind. Tegelijk is het gedicht een metafoor voor elke ouder die
zijn of haar kind steunt door dik en dun, al steekt er wel venijn in de staart.
‘Dit is het
voorstel’ gebruikt dan weer de we-vorm om de lezer bij de boodschap te
betrekken. Hier geen breed glimlachende, maar een sip achterom kijkende eend op
een vadsige pony die er duidelijk geen zin in heeft een hindernis te nemen. Het
gedicht neemt het op voor de verliezers, de stuntelaars, de kukels en kwakkels,
met het voorstel hen eens een keer kampioen te laten zijn.
Naast gedichten die
confronteren, relativeren en doen stilstaan, zijn er nog verzen in de
nonsenstraditie van Lewis Carroll, Edward Lear of Joke van Leeuwen. ‘Gediggie’
is een speelse dialoog, deels in spreektaal: ‘Moejje hore, lichtgewiggie’,
waarin bovendien een letterraadsel verwerkt is. ‘This Varkentje’ is een olijke
mix van Engels en Nederlands, met een vrolijke no-nonsense boodschap: ‘But I
say: just follow the varkentje, / let the World your kontje maar zien.’ Het
trotse varken aan de ringen op de illustratie is letterlijk en figuurlijk goud
waard.
Maar
mijn favoriete gedicht is ‘Scheppingsdag’. Het gedicht verwoordt en verbeeldt
precies hoe het voelt op te staan en door het raam de eerste sneeuw te zien,
een gevoel dat herkenbaar is voor jong en oud. Alliteraties, assonanties en
rake beelden maken de verwoording even glanzend als de sneeuw zelf. Je wil
meteen naar buiten, ‘want je wanten en je handen / willen in dat wit belanden’.
En je laarsjes willen ‘stempels zetten in dat vel / dat de tuin is.’ En dan
komen de onvergetelijke slotregels die haarfijn uitdrukken hoe de kleine kat
bij de reusachtige sneeuwbal op de illustratie zich moet voelen:
‘jij bent de koning
van de kou.
Jij bent de baas, dit is van jou.
Daarom
ga je aan de slag.
Vandaag is het jouw scheppingsdag
en
morgen staan de kranten vol:
Jongetje
rolt
wereldbol.’
Om
te eindigen in het spoor van ‘This varkentje’: deze dichter did it again. Ik
juich voor Van de Vendel en Erlbruch, want Ik juich voor jou is een
bundel waar je met eindeloos plezier telkens weer in weg kunt duiken.
Wolf Erlbruch, Edward
van de Vendel: Ik juich voor jou, Querido, Amsterdam 2013, 39 p. : ill. ISBN 9789045115764.
Distributie L&M Books
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp
deze pagina printen of opslaan