Na de zesdelige heruitgave van de vroegste avonturen van de Rode Ridder zet Standaard Uitgeverij zich nu aan een even ambitieuze zevendelige vervolgeditie met de albums die Karel Biddeloo voor de reeks maakte. Het eerste deel zet niet alleen de formule van de eerdere reeks voort (zes albums per boek, in hoogste kwaliteit gereproduceerd met een verhelderende inleiding over productiegeschiedenis en evolutie van de reeks), maar geeft meteen ook een mooie voorzet van wat de lezer en fan de komende maanden mag gaan verwachten.
Biddeloo kreeg vanaf het album De wilde jacht (Nr. 37, 1968) de reeks onder zijn hoede, zij het aanvankelijk nog naar scenario van Willy Vandersteen. Naderhand zou hij zelf als auteur van het geheel gaan functioneren en creëerde hij de Rode Ridder
zoals hij het populairst zou worden. De overdracht was een gelukkige keuze.
Zoals het inleidende essay (opnieuw van Ivo De Wispelaere) aangeeft, lag de
reeks eind jaren 1960 een beetje op apegapen. De verkoop liep terug en Vandersteen
speelde zelfs met het idee om de Rode Ridder met pensioen te sturen. De dynamische
en epische diptiek De barst in de ronde tafel (Nr. 40, 1969) en De laatste
droom (Nr. 41, 1969), die eindigt met de dood van koning Arthur en waarin
Johan zelf oorspronkelijk ook het leven zou laten, was eigenlijk bedoeld als
afsluiter, maar het talent en de werkkracht van Biddeloo brachten Vandersteen
vooralsnog op andere gedachten.
Ten tijde van de overdracht dwaalde de Rode Ridder al enige
albums doorheen het Engeland van koning Arthur zonder dat de koning en Camelot
zelf nog echt een centrale rol speelden. De formule was stilaan ten einde. Door
de dood van Arthur te ensceneren (in een verhaal dat inmiddels niets meer te
maken had met de historische en literaire overlevering van de Arthursaga) werd deze
verhaallijn dan ook te ruste gelegd, maar met verve. Zo werd in deze albums nog
de formidabele demonische opponent Bahaal geïntroduceerd, die zelfs Merlijn
bijna meester is. De albums die in deze bundel zijn samengebracht, zijn dan ook
gekenmerkt door een duidelijke heropleving: er is veel dynamiek en actie, en de
spanningsbogen zijn kort en krachtig.
De bijdrage van Biddeloo op
lange termijn was dat hij de Rode Ridder wegstuurde van het meer realistische
genre door er elementen van sword and sorcery, en dus ook fantasy,
in aan te brengen, gekoppeld aan een vleugje erotiek door de introductie van
steeds meer wulpse dames. Al moet gezegd dat in deze eerste albums met name de
mannelijke anatomie alle aandacht krijgt. In De verzonken klok (Nr. 38,
1968) is Johan zowat de helft van het album in een meer aan het rondduiken, wat
Biddeloo ruimschoots de kans geeft om zich te buiten te gaan aan fraai
geproportioneerde mannenarmen en -benen omkleed door korte rokjes en mouwloze
hemdjes. Door de band genomen onderscheiden deze albums zich ook door de
vinnigheid waarmee het vechtende lichaam in scène wordt gezet.
Het feit dat deze
albums oorspronkelijk dagelijks in de krant verschenen, en dat er parallel vaak
nog aan andere reeksen werd gewerkt, betekent dat deze strips in wezen een vorm
van massa-geproduceerde pulp fiction zijn, echte comics veeleer
dan graphic novels. Met die gedachte in het achterhoofd blijft de
kwaliteit van het afgeleverde verbazen. Biddeloo wist handig met schaduw en
dramatisch clair-obscuur te werken, wat enerzijds toeliet sneller te inkten
maar anderzijds ook bijdraagt aan de dramatiek van sommige beeldkaders.
Daarnaast hebben een aantal scènes in Camelot een bijna barokke detailwerking
in het decor die, in vergelijking met een aantal vroegere albums, opulent
aandoet. En de fantasie blijft ongebreideld: hoewel heel veel narratieve elementen
bijna clichématige variaties zijn op bekende thema’s uit literatuur, mythe en
legende (maar dat is bij haast alle publicaties in dit genre het geval), weet Vandersteen
er toch altijd een eigen draai aan te geven.
Het moet ook gezegd dat Biddeloo
heel erg bij de tijd was met zijn reboot van de serie. De late jaren 1960 zagen
een revival van niet alleen de middeleeuwen (denk aan de Rolling Stones in
Neo-Victoriaans troubadourskostuum voor Beggars Banquet, 1968) maar ook
van de hele Arthursaga, die in het spoor van onder meer The Once and Future
King (1958) van T.H. White weer werd opgerakeld in een enorme productie van
(al dan niet pulp)romans in een breed spectrum van historisch tot onversneden fantasy.
De musical Camelot (1960) van Alan Jay Lerner en Frederick Loewe was
gebaseerd op Whites boek en was een groot kassucces (en werd in 1967 ook
verfilmd).
De
Rode Ridder in Arthurland moet beslist in deze internationale context worden
gezien, al komt ook de actualiteit even om de hoek kijken, met name wanneer
Merlijn aan het eind van Het testament (Nr. 42, 1969), het laatste album
in deze collectie, zegt dat ‘eens zal de mens naar de sterren kijken en in de
oneindige ruimte de zin van zijn bestaan vinden’. Dat herinnert er ons aan dat
deze albums voor het eerst het krantenlicht zagen in een periode die ook het
tijdsgewricht van de Space Age was waarin de eerste mannen op de maan
landden.
Dergelijke
observaties zijn een vingerwijzing dat de populaire cultuur met haar eindeloze
stroom aan creatieve productie heel vaak de vinger op de pols van de
actualiteit heeft en een uniek medium is om de creatieve stemming van een
tijdvak te meten. In dit geval is de combinatie van middeleeuwse context en de
injectie van fantasy en magie een duidelijk spoor van de tijd waarin de
albums werden gemaakt. Het oubollige is definitief uit de Rode Ridder
verdwenen, en de kortgerokte held was klaar om de volgende jaren de ronduit
coolste ridder van de Lage en omliggende Landen te worden. Geen enkele
rechtgeaarde fan van de reeks of het genre zal deze heruitgave dan ook willen
of kunnen missen.
Willy Vandersteen: De Rode Ridder: De Biddeloo-jaren. Sword and
Sorcery. Integrale 1, Standaard Uitgeverij, Antwerpen 2020, 236 p. ISBN
9789002269455
deze pagina printen of opslaan