9+ - Tijdens haar studiejaren in Oxford raakt Katherine Rundell
gebiologeerd door (verhalen over) roofclimbing. In haar tweede
jeugdroman uit 2013, Rooftoppers, nu in vertaling onder de titel Sophie
op de daken, gebruikt ze wat ze erover weet. De Nederlandse uitgever bracht
eerst twee latere boeken uit, uit 2016 en 2018, vertaald als Feo
en de wolven (naar mijn idee haar beste boek)en
De
ontdekkingsreiziger. Vanaf haar debuut mengt ze
sprookjesachtige fictie en realiteit; daarbij gelden voor de stevige
hoofdpersonages de adagio’s: ‘als je maar wilt’, ‘geef nooit op’ en ‘als iets
niet helemaal onmogelijk is, is het dus mogelijk’. Deze vroege roman is qua
constructie wat onevenwichtig en leunt behoorlijk op bekende elementen uit
beroemde jeugdromans, maar heeft wel een origineel onderwerp.
Sophie is als baby, ergens in de
19de eeuw, ooit gevonden op de golven, in een cellokist, na een
schipbreuk. De vinder is de geleerde boekenvriend Charles, die haar meeneemt en
jarenlang in z’n eentje opvoedt, op zeer eigenzinnige wijze. Charles en Sophie
zijn minstens even excentriek, en vooral dat Sophie dat is, vindt de strakke
mevrouw van de kinderbescherming, juffrouw Eliot (altijd ouderwetse,
ongetrouwde tangen in dit soort verhalen), bijzonder jammer. In plaats van haar
netjes op te voeden tot brave, oppassende (huis)vrouw, laat Charles Sophie
rondlopen in tamelijk extravagante, jongensachtige kleding, stuurt hij haar
niet naar school en zijn de eet- en schoonmaakgewoontes niet echt je ware.
Sophie is
ervan overtuigd dat ze geen wees is, maar dat haar moeder de scheepsramp heeft
overleefd. Een naamplaatje onder de voering van de cellokist brengt de twee
naar Parijs. Daar heeft de politie verdacht weinig zin om het dossier van de
scheepsramp te openen, meer zelfs, Charles en Sophie dienen van de
hoofdcommissaris zo snel mogelijk het land te verlaten. Sophie duikt onder op
de zolderkamer van hun hotel, komt via een zekere Matteo terecht in een heus
dakleven van weeskinderen die anders op straat gezworven zouden hebben: rooftoppers.
Ze ontwikkelt zich razendsnel tot dakloper en hoort op een gegeven moment
wonderschone en bekende cellomuziek…
Het boek is duidelijk schatplichtig
aan al die jeugdboeken met wijsneuzige, onaangepaste, boekenwurmige en dappere
meisjes, en uiterst sympathieke maar dwarse geleerden/opvoeders. Met nog een
vleugje Levende bezems van Liza Tetzer (dakleven + rivaliteit van
jeugdbendes). De bekende (Victoriaanse) motieven komen aan de orde:
weeskinderen, zoektocht naar identiteit en afkomst, het vinden van de verloren
gewaande ouder(s), het onwrikbare type van de kinderbescherming, de barse
politieman. Die in dit geval niets kwijt wil over de scheepsramp en ook geen
lijst met namen wil overhandigen.
Qua constructie is
het een enigszins rommelige boel. Er is het Engelse deel, waarin sprake is van
een langzame groei naar de zoektocht naar de moeder. In dat deel is de toon
tamelijk licht, met enkele humoristische toetsen, vooral op het punt van de
eetgewoonten. Het Parijse deel is vooral erg serieus. Charles wil dat Sophie
zich gedeisd houdt, zodat de politie haar niet kan vinden. Er wordt
gesuggereerd dat hij op zoek gaat naar antwoorden, immers: waarom zouden ze
anders in Parijs blijven? Maar daar horen we al snel niet veel meer over. Charles
boet ook in aan excentriciteit in dit Parijse deel. Sophie heeft gierende haast
om haar moeder te vinden, maar nachtenlang gaat het alleen over het leven van,
en met, Matteo en diens manieren van overleven. Bij toeval komen ze op het dak
van het politiebureau waar de gegevens over de ramp moeten liggen, en dan heeft
ze weer haast. Ook de verhaalelementen worden tamelijk zichtbaar en soms zelfs
krukkig aan elkaar geknoopt. Zo weet Charles binnen een minuut een
receptioniste aan het praten te krijgen over de corruptie van de agent die ze
gaan spreken en ploft Matteo onverwacht en meteen de zolderkamer binnen als
Sophie het net opengekregen heeft.
Enkele motieven zijn dan wel weer zorgvuldig aangebracht.
De liefde van Sophie voor de daklopers wordt goed voorbereid: als kind hield ze
al vooral van de lucht, ze speelde op het dak en sliep bovenop de klerenkast.
Aardig is ook het motief van de jongens/meisjeskleding, dat gebruikt Rundell in
het slot mooi bij het vinden van één van de antwoorden: waren er ook
vrouwelijke musici aan bord van het verloren gegane schip?
Het onderwerp, daklopers, lijkt me (wél) origineel binnen
de jeugdliteratuur. Dat er daarboven tamelijk veel ongeloofwaardigs gebeurt,
zoals een razendsnelle Sophie en een minutenlange oversteek over een touw (maar
misschien gaat het hier om een droom?), zal menig lezer geen enkel punt vinden.
Of dat het document met namen van de scheepsramp binnen zeer korte tijd
gevonden wordt in een onmetelijk archief. Spannend zal het zijn! Veel goed doen
taal en stijl, met name de beeldspraak is vaak geslaagd, en dan vooral die in
het Engelse deel.
Het omslag heeft, in
tegenstelling tot de fraai geïllustreerde Engelse hardcover, een afbeelding van
de Eiffeltoren. Ook begint elk (genummerd) hoofdstuk met een vignetje waarop
dit icoon van Parijs het prominentst aanwezig is. Een beetje vreemd omdat de toren helemaal niet genoemd wordt in het
boek!
Katherine Rundell: Sophie op de daken, Luitingh-Sijthoff, Amsterdam
2020, 216 p. ISBN 9789024580903. Vertaling
van Rooftoppers door Jenny de Jonge. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan