Poëzie voor jongens
12+ - Gepest worden, hopeloos
verdwalen, bijna al je vrienden zien sterven en vergeten worden door je ouders.
Meer gruwelijke ingrediënten voor een jeugdboek kan je nauwelijks bedenken.
Simon van der Geest en Jan Jutte brengen ze samen in een verontrustende, maar
tegelijk ook spannende en grappige odyssee. Dissus is een in elk opzicht
buitengewone herwerking van het epos van Homeros. Op meesterlijke wijze wordt
gespeeld met taal, tekst en beelden en ontmoeten tegenstellingen elkaar op de
grens tussen realiteit en magie.
De taal van Simon van der Geest is tegelijk poëtisch en
alledaags. Dissus is poëzie voor jongens, de vrije verzen komen heel
natuurlijk over en alle registers komen aan bod: bijna spreektalige passages worden afgewisseld met
kleine gedichten. Het gebruik van alliteratie, rijm en binnenrijm is zorgvuldig
uitgebalanceerd tot een prachtig klinkend, ritmisch taalavontuur.
Het boek opent met
een alledaagse scène:
'Ze zouden naar het zwembad
en ik mocht wel
mee
als ik maar niet weer ging janken:
de Grote
Jongens waren er vast ook.'
Het zijn de details die het verhaal van Homeros in
herinnering brengen, althans voor wie het kent. De naam van de ik-verteller,
Dissus, verwijst subtiel naar Odysseus. De titel van het eerste hoofdstukje
luidt 'Oorlog' en geeft samen met de verwijzingen in de illustraties het
verhaal van bij aanvang een intertekstuele gelaagdheid mee. De oorlog tussen de
Grieken en de Trojanen wordt hier een oorlog tussen Dissus en zijn vrienden en
een bende oudere, uit de kluiten gewassen pestkoppen. De herkenbaarheid van de
scène en het wervelende taalspel zuigen je dan ook meteen in het verhaal:
'Even later
was het oorlog
Tekkelen, glijen, bommetjes vlakbij en randje
douwen, schuilen bij het bubbelbad, onze gele mat gejat.'
De
jongen die we in deze aanvangsscène ontmoeten, die een 'niemand' wordt genoemd,
verschilt in zowat elk opzicht van zijn Griekse bijna-naamgenoot. De zoekende,
opgroeiende Dissus doet dikwijls meer aan Telemachos dan aan diens heldhaftige
vader denken. Hij ontvlucht de kleine zwembadoorlog door zich te verschuilen op
de wc. Daar fantaseert hij voor zichzelf een heldenrol die in het vervolg van
het boek op een even pijnlijke als grappige manier wordt bewaarheid. Een
vreselijke storm tilt de bus naar huis op en dropt Dissus en zijn vriendjes in
ongekende streken.
De avonturen die zich verder ontvouwen, zijn onderverdeeld in twee delen
die je ook in de Odyssee kan onderscheiden: de avonturen onderweg
('Zwaar verdwaald') en de thuiskomst ('Opgestaan is plaats vergaan'). Dissus
werpt zich op als leider in de lange, gevaarlijke tocht naar huis. De
verandering in het karakter van Dissus wordt voor het eerst duidelijk in de
scène bij de eenogige schapenboer, Van der Geests versie van de Homerische Cycloop.
De beroemde en vaak gerecycleerde 'niemand'-list krijgt in deze scène een extra
betekenis. Wanneer de blindgemaakte reus om hulp schreeuwt omdat hij door
Niemand is verwond, krijgt zijn noodkreet geen gehoor.
Net als Odysseus legt Dissus een
grote durf aan de dag. Hij stelt zich voor aan het monster dat net een van zijn
vriendjes heeft verslonden: 'Ze noemen mij Niemand'. In het geval van Odysseus
is het een illustratie van zijn listigheid, in Dissus' geval weerklinkt vooral
de echo van de sneer van de Grote Jongens. Wanneer Dissus weer thuiskomt, is
hij groter geworden, maar pas dan wacht hem de grootste beproeving. Net als
Odysseus moet hij na zijn jarenlange afwezigheid strijden om zijn plaats terug
te winnen. Waar Odysseus het aan de stok krijgt met de vrijers die zijn vrouw
het hof maken, moet Dissus het opnemen tegen een hond. Die heeft niet alleen
zijn kamer, maar ook zijn naam en de liefde van zijn ouders afgepakt.
Hoewel deze wending
totaal ongeloofwaardig is, zetten Van der Geest en Jutte overtuigende karakters
neer. Ze creëren een beklemmende en verontrustende sfeer in rake poëzie en
beeld. 'Ik denk ? en zeg maar niet hardop ? / dan heb je mij in dat hart / wel
heel erg goed verstopt'. Op de afbeelding van Dissus' ouders gaapt een leegte
op de plaats van het hart.
Hervertellingen van klassieke mythologie koesteren in de
regel hun relatie tot de brontekst. Daarin onderscheiden ze zich van vele
hervertellingen van sprookjes, die dikwijls heel losjes op een basisverhaal
zijn gebaseerd. Het wekt vandaag nauwelijks nog verbazing als Sneeuwwitje
opduikt in het New York van de jaren twintig (Fiona French, Snow White in
New York) of de Schone en het Beest in het Antwerpen van de late
middeleeuwen (Anne Provoost, De roos en het zwijn). Maar de avonturen
van Griekse helden spelen zich - althans in de Nederlandstalige jeugdliteratuur
- meestal gewoon af in het land en de tijd van de mythen.
Anders dan bij sprookjes kunnen
auteurs er hier immers niet van uitgaan dat alle lezers het bronverhaal kennen.
Een mythe omvormen tot een verhaal in hedendaagse context houdt het risico in
dat een hele betekenislaag voor vele lezers ongrijpbaar blijft. In Dissus
gebeurt dat niet. Van der Geest en Jutte laten tekst en beeld even sterk werken
op verschillende kennis- en betekenisniveaus, en dat mag een hele verdienste
heten. Ook voor wie de Odyssee niet kent, geeft de intertekstuele
gelaagdheid een extra dimensie aan het verhaal. De toverachtige gebeurtenissen
en vreemde wezens komen duidelijk uit een andere wereld die ook zonder de
expliciete referenties het verhaal een mythisch karakter verlenen.
Van der Geest maakt
dus geen knieval voor Homeros. Trouw aan het origineel of de overdracht van
kennis van de klassieke literatuur vormen niet de hoofdbekommernis. Het verhaal
kan evenmin worden herleid tot een allegorie waarbij elk aspect in een
onmiskenbare één-op-éénrelatie tot een element uit de brontekst staat. De trouw
van Penelope contrasteert bijvoorbeeld scherp met het verraad van Dissus'
ouders. Van der Geest neemt wat hij kan gebruiken en maakt er zijn eigen
verhaal van. Net daarom gaat het nooit over de hoofden van jonge lezers heen.
Tegelijkertijd leggen auteur en illustrator ook vindingrijkheid aan de dag in
hun aanpassing van scènes en elementen uit het epos van Homeros. Zo wordt het
vrouwelijke monster Skylla getransformeerd tot 'een gele kraanmachine met
cabine, / op de zijkant in het zwart: / 'Skylla 2000''. Dissus is een
intelligent, maar ook heerlijk spannend avontuur met jongenstaal, jongenshumor
en eerlijke gevoelens.
Ook de illustraties van vakman Jan Jutte houden het
evenwicht tussen hedendaags en mythisch. De beeldtaal van Jutte is geënt op de
Griekse vaasschilderkunst en tegelijkertijd fris en eigentijds. Het eenvoudige
kleurenpalet van oranje-terracotta in twee tonen en zwart combineert de
traditie van de zwarte en rode figuren van de klassieke vazen met de eenvoud
van moderne grafiek. Ook de vormen brengen op een ongedwongen manier
traditioneel en hedendaags bij elkaar. De silhouetten van de 'Grote Jongens'
zijn onmiskenbaar gevormd naar het voorbeeld van de zwartfigurige
vaasschilderingen van soldaten met de typische vorm van de Griekse helm en de
in rood ingekraste details, terwijl de kleine Dissus en zijn vrienden de
herkenbare klare lijn hebben die typerend is voor Juttes tekenstijl. Voor wie
bekend is met de Griekse vaasschilderkunst, is de intertekstuele werking
misschien wel het sterkst bij de afbeelding van Dissus en zijn makkers
vluchtend voor de Sirene. Niet alleen is de sirene zelf een bijna-kopie van een
beroemde roodfigurige Attische vaas, ook compositorisch is de parallel met deze
vaasschildering markant - alleen vinden we hier geen Griekse roeiers op een schip,
maar Nederlandse jongens op een fiets...
Ornamentele figuren als
meanders, spiralen, rasters, golven, rozetten en zigzaglijnen werden door de
antieke schilders in banden boven en onder de centraal geschilderde figuren
geplaatst. Jutte gebruikt dit compositorische element om illustraties die over
twee pagina's lopen met elkaar te verbinden. Daarnaast laat hij de geometrische
figuren terugkeren als graffiti op de muren en vuilnisbakken - net als het
woord 'Ithaka' trouwens - en nog subtieler als vormgevende elementen,
bijvoorbeeld om de kledij en de knieën en vingers van de eenogige reus te
tekenen.
Uitzonderlijk
voor een boek voor lezers ouder dan twaalf is dat het aandeel van de
illustraties letterlijk even groot is als dat van de tekst. Elke dubbele pagina
is een werkstukje op zich waarbij tekst, illustratie en witruimte zich in een
goed doordachte verhouding tot elkaar bevinden. Ook wat de creatie van verhaal
en betekenis betreft, werken tekst en illustratie perfect samen.
Spanningsopbouw, verwijzingen naar het antieke bronverhaal en beeldtaal, humor,
gevoel en poëzie zijn in dit boek een creatie van woord en beeld. Dissus is een complex prenten- en
poëzieboek dat het niet moet hebben van eenvoudige vragen en pasklare antwoorden.
Het is tegelijkertijd een wervelende intertekstuele ervaring, een spannend en
grappig avontuur en een beklijvend verhaal over groot worden en wat je daarbij
wint en verliest.
Simon
van der Geest, Jan Jutte: Dissus, Querido, Amsterdam 2010, 119 p. ill. ISBN 9789045110820.
Distributie WPG Uitgevers
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2010
deze pagina printen of opslaan