'Ik wou dat
hij duizend handen had' 3+ - Appelmoes is het verhaal van een zoon en zijn papa.
Tussen hen bestaat een grote en onvermijdelijke verbondenheid en dat staat al
meteen op de titelpagina:
'Mijn papa heb ik gekregen.
Hij was er bij
mijn geboorte
en ik heb hem nog altijd.'
Het verhaal gaat luchtig over
papa op zijn vrolijkst, onder de douche zingend 'als een mama', of aan de
andere kant papa met stoppelbaard en ochtendhumeur. Het gaat over een sterke
papa, die voetbalt met zijn zoon, en een veilige papa, met zachte buik en een
zacht gemoed. En ook over een papa die uitgeteld voor de tv in slaap valt. De
ups en downs van een goeie papa, daar kan een zoon wel mee om. Dit is een papa
die zorgt, met handen die smaken naar appelmoes. Maar soms gaat het ook anders.
'Soms zijn papahanden koud.
Ze tekenen bliksems.
Wanneer papa zwijgt, <br
/> hangt er onweer in de lucht.'
Papa's zwijgende afwijzing kan
zo zwaar wegen dat de zoon op zoek wil naar een andere, een nieuwe papa, die
vrolijk is, veilig en warm. Een intense vader-zoonrelatie brengt sterke emoties
mee, dingen die klein zijn aan de buitenkant, kunnen vanbinnen reusachtig
worden. Waar een vader enkel maar zijn rol als ouder opneemt en zijn kind
streng terechtwijst als dat nodig is, moet dat kind soms door een jungle van
emoties om die vingerwijzing te verwerken.
Het
boek opent met een dubbele bladzijde met verschillende speelse tafereeltjes in
zachte kleuren en met een zachte textuur. De vader is een mild getekende
karikatuur, de zoon is een nogal typisch ventje met de open blik van een kind
dat geniet en vertrouwt. De volgende dubbele bladzijde wordt overheerst door
een vader met een ochtendhumeur. Blauw is de dominante kleur, de tekeningen
zijn met wat ruwere krassen ingekleurd, de zachte ondertoon is eruit. Zonder
veel erg, want met het verdwijnen van het humeurtje verdwijnt ook alles wat een
tikje scherp of somber was, en vader en zoon vinden elkaar opnieuw.
Zachte speelsheid en
scènes met een wat zwaardere toon wisselen elkaar op de volgende bladzijden af.
De intimiteit groeit; op een dubbele bladzijde in warme tinten maakt papa het favoriete
kostje van zijn zoon:
'Zijn vingers smaken naar appelmoes. Ik wou dat hij duizend
handen had.'
Maar
dan loopt er iets mis en wordt papa boos. Zijn terechtwijzing is voor de jongen
een afwijzing. Op weer een dubbele blauwe bladzijde torent de vader donker
boven de jongen uit. Dat beeld wordt intenser en dreigender op de volgende
prent en papa krijgt iets monsterlijks. Papa's boosheid groeit in het hoofd van
de jongen en in de daaropvolgende prenten zie je in het gemoed van de jongen
een verschuiving van geïmponeerd naar boos naar bang. De milde zelfspot die
Verplancke tot dan toe in de vaderfiguur legde, is nu verdwenen. Op het moment
dat hij in de ogen van het kind monsterlijke allures krijgt, wordt het voor
Verplancke ook helemaal ernst.
Deze
beeldsequentie is grafisch erg sterk. 'Afgewezen' door zijn papa gaat de jongen
verongelijkt en boos de trap op naar boven. Er wordt filmisch ingezoomd op de
spijlen van de leuning, die vervolgens een benauwend bos van hoge stammen
vormen. Een knappe visualisering van hoe de jongen verward op zichzelf
terugvalt en door zijn gevoelens bevangen wordt. Maar geen enkel woud is
eindeloos en aan het einde staat een hoge boom waarvan de takken reikende armen
zijn. Eentje daarvan brengt hem terug naar huis.
En dan volgen de sterkste
bladzijden uit het hele boek. Verplancke laat hier de woorden weg, de prenten
doen het hele verhaal: nog onzeker en verward komt de jongen thuis uit zijn
bange fantasie. Papa ziet er, ondanks zijn bebaarde glimlach, nog steeds
monsterlijk uit, maar hij haalt zijn zoon met een warm gebaar naar binnen. De
tak gaat over in een hand, aanreiken wordt verwelkomen. Het hoekige, kille
beeld verzacht, de strakke vormen en lijnen verdwijnen naar de achtergrond, een
vriendelijk neigend lichaam beheerst de prent. Het scherpe blauw neemt af
naarmate de zoon zijn weerstand laat varen en de verzoening wordt bezegeld met
een kom appelmoes.
De papa 'enerzijds' en 'anderzijds' van de eerste pagina's is in deze
passage één figuur: nog bijzonder harig en met een imposant lichaam, maar ook
warm en liefdevol. Je moet wel een beetje in de diepte kijken, Verplancke
tekent een monsterman met een liefdevol aura. En naarmate de zoon het beter ziet
en ingaat op het verzoeningsgebaar, verdwijnt de monsterman en houdt hij een
liefdevolle en geliefde papa over.
Het dubbele perspectief in deze prenten, het volwassen weten dat de boosheid over is, maar het kind dat
nog wat tijd nodig heeft, is bijzonder knap uitgewerkt. De slotbeelden, waar de
vader de laatste resten weerbarstigheid van zijn zoon zachtjes wegwerkt, danken
hun grote intimiteit aan Verplanckes vermogen om een beeld te scheppen van
binnenuit. Precies dat - en Verplancke excelleert hier zonder meer in - maakt
de grote kwaliteit uit van dit boek. De sterke prenten, de heldere, goed
doordachte verhaalopbouw en de vloeiende, narratief sterk uitgebouwde
beeldsequenties spreken de intuïtie aan. Een kind ziet en voelt wat de volwassene
rationaliseert. Appelmoes is evenzeer een boek voor zonen en
dochters als voor ouders.
Daar waar Verplancke de woorden weglaat,
dragen de prenten het hele complexe, emotionele gegeven. Woorden zouden er
alleen maar bovenop komen, ze zouden de intensiteit van het moment verstoren.
Dat is een zeer gelukkige keuze geweest en Verplancke is ook in de rest van het
boek zuinig met woorden, de tekst blijft grotendeels op de achtergrond. Maar ik
vraag me af of Verplancke het niet verder had kunnen doortrekken. 'Woorden zijn
voor mij een tool, [...] ze zullen bij mij altijd dienstbaar zijn aan het
beeld', zegt hij zelf. Woorden die slechts een tool zijn, steken echter af naast
prenten die inhoudelijk en grafisch ten volle overtuigen.
Globaal genomen heeft Verplancke
zijn tekst zeer zorgvuldig afgewogen en een paar keer overtuigt hij volledig
met een mooi gelaagd, poëtisch beeld als
'Hij blaast de pijn weg in mijn knie
en vangt
verdwaalde dromen
terwijl ik slaap.'
En het zangerige ritme van:
'Janneman,
wees niet bang.
Een donderpapa
duurt
niet lang.'
is
een geslaagde uitnodiging aan kleuters om helemaal mee te gaan in het verhaal.
Moet ik er dan per se over vallen wanneer een ander beeld mij niet frappeert,
of wanneer een zinnetje eens niet zo goed bekt? Misschien niet, maar op de
momenten dat de tekst niet tot overeenstemming komt met de intimiteit en de
expressiviteit van de prenten, vind ik het spijtig dat hij er staat.
De discrepantie tussen tekst en beeld in de Vlaamse
prentenboeken is allang een moeilijke kwestie en de critici weten er niet
altijd blijf mee. Excellente illustratoren zoals Verplancke, Cneut en
Vandenabeele hebben vaak genoeg teksten geïllustreerd van schrijvers die ver
achterblijven bij de kwaliteit van de tekenaars. Critici leggen dan,
begrijpelijk, de nadruk op het beeld en over de tekst wordt schroomvol
gezwegen. Verplancke levert als schrijver werk af dat vormelijk en inhoudelijk
stukken interessanter is dan wat er in het merendeel van de Vlaamse
prentenboeken te lezen valt. Maar hij is in de eerste plaats tekenaar, en
excelleren doet hij alleen in de prenten.
Wielsbeke : De Eenhoorn 2010, [32]
p. ill. ISBN 9789058386397
deze pagina printen of opslaan