9+ - In het eilandrijkje van koning
Ignaz leidt iedereen een zorgeloos bestaan. Wanneer de bewoners hun buik vol
hebben van het vissen aan de waterkant, smullen ze van mevrouw Steenstra’s koeken.
Totdat wachtmeester Ravenhorst dit vredelievende luxeleventje in vraag stelt.
Meer nog, het gebrek aan criminele activiteit maakt hem ziek van verveling.
Beste vriend en stalknecht Finn is vastbesloten de wachtmeester aan werk te
helpen. Tegen het advies van dokter Janus in trekt hij naar het onheilspellende
Noordrijk om een rover te strikken. Want alleen een echte rover kan Ravenhorst
nog redden.
Rover gezocht kent een veelbelovend en
tragikomisch uitgangspunt, maar een teleurstellende uitwerking. In de eerste
hoofdstukken probeert gevestigd kinder- en jeugdauteur Udo Weigelt zijn
hoofdpersonages aan de man te brengen. Het verhaal vangt aan met een
conversatie tussen koning Ignaz en diens lijfarts Janus, tevens leraar en
heimelijke tovenaar. Een (bebaarde en bebrilde) geleerde met meerdere gezichten
dus. De koning op zijn beurt is er een van het dommige type. Wanneer de dokter
hem van Ravenhorsts penibele toestand op de hoogte brengt, reageert hij verward
en vermoeid. De passages aan het hof eindigen steevast met Ignaz’ enige
oplossing voor de eerste staatscrisis in zijn leven: een koninklijk dutje.
Vervolgens worden hoofdpersonage Finn en diens speelkameraadje prinses Alicia
voorgesteld. Geheel volgens de verwachtingen ontpopt Finn de eenvoudige
stalknecht zich tot een vredelievende —en jawel— koninklijke held. Ook prinses
Alicia is een voorspelbaar lot beschoren, dat Weigelt op weliswaar spitsvondige
wijze weet te verwoorden:
‘Zoals iedereen weet, bestaan
er twee soorten prinsessen: de aardige en de minder aardige. Prinses Alicia was
van een derde soort. Dat wil zeggen: ze was in haar hart wel aardig, maar ze
geloofde er heilig in dat ze als prinses niet aardig, maar verwend en
hooghartig moest zijn.’
Voor andere vrouwelijke personages zijn er grotere, maar
minstens even wispelturige rollen weggelegd. Goudlibel Liesje bijvoorbeeld
werpt zich in opdracht van dokter Janus als Finns beschermengel op.
Tegelijkertijd geeft ze iedereen die haar als ordinaire postduif behandeld lik
op stuk. Ook het roversmeisje dat halverwege het avontuur haar opwachting
maakt, bijt van zich af: <br
/>
‘Oké, dus alleen
jongens mogen rover zijn? Wie heeft dat dan bedacht?’
Met haar wilde voorkomen vormt ze wel een amusant
tegenwicht voor de prinsesselijke ijdeltuiten. Toch valt ook Leonie
uiteindelijk in zwijm voor roekeloze avonturier (Huckleberry) Finn. <br
/>
Ook qua verhaalopbouw
komt Weigelt weinig verrassend uit de hoek. Finn is nauwelijks op pad wanneer
hij beseft dat hij geen flauw idee heeft waaraan hij een echte rover kan
herkennen. Waar de ontmoeting met rover-schoenmaker Louis nog voor grappige
misverstanden zorgt, ontlokken de volgende overvallen op z’n best nog een
glimlach. Want al gauw blijkt dat Finn uitsluitend aardige rovers weet aan te
trekken. Stuk voor stuk biechten de passanten op hoe ze uit noodzaak aan het
stelen gingen, waarna Finn ze richting Ignazië stuurt om er een nobel ambacht
uit te oefenen. Na deze verteltechniek tot treurens toe te hebben herhaald,
laat Weigelt een échte (lees: stereotiepe) roversbende op Finn los. Leider Schoppenboer
probeert samen met trouwe handlanger Zwarte Klikspaan en de suffige Droeftoeter
de jongen voor zijn kar en die van de sinistere graaf Zaban te spannen. De
roverzoektocht maakt plots plaats voor een andere heldhaftige onderneming,
waarbij een mysterieuze steen en een vuurspuwende draak niet mogen ontbreken.
Niettemin weet
Weigelt net door middel van sprookjesreferenties een bijzondere sfeer te
creëren. Ignazië bevindt zich namelijk op de grens tussen een relatief
realistisch, maar exotisch aandoend eilandkoninkrijk en een volkomen
fantastische wereld. Zo houdt dokter Janus zowel zijn toverkrachten als een
eeuwenoude goudlibel verborgen. Naarmate het verhaal vordert, stapelen de
sprookjesachtige elementen zich op. Waar Finn tijdens zijn eerste nacht in het
bos nog doodgewone vleermuizen aantreft, zijn het in de buurt van het magische
Noordrijk kraaienheksen die hem de stuipen op het lijf jagen. En ook in Ignazië
zelf wemelt het hoe langer hoe meer van de excentrieke creaturen.
Verder moet Rover gezocht het van de situationele humor en woordmopjes à la
Kulderzipken hebben. Zo grijpt koning Ignaz zijn lijfarts bij de baard wanneer
hij het even niet meer weet: ‘Hoe kan de wachtmeester nou een rover missen? Is
er een ontsnapt?’ Verderop kiest Weigelt er herhaaldelijk voor om de spanning
met humoristische intermezzo’s te doorbreken. Zo doen Droeftoeter en Finn hun
uiterste best om hun metgezellen niet te wekken. Fluisteren is geen optie want
dan wordt Schoppenboer wakker. Maar hardop praten haalt Zwarte Klikspaan uit
zijn slaap: ‘Wat doen we nu dan?’ vroeg Finn vertwijfeld. ‘Iets ertussenin’,
antwoordde Droeftoeter halfluid. ‘Zodat het geen fluisteren en ook net geen
gewoon praten is.’ Andere passages ogen daarentegen onnodig complex of weinig
trefzeker, al zijn de stilistische tekortkomingen mogelijk aan de vertaling uit
het Duits toe te schrijven:
‘Als Finn ongelukkig
of verdrietig was, vond hij bij de wachtmeester altijd een luisterend oor. Hij
bromde dan een paar woorden die aanvoelden als een pleister op zijn verdriet,
waardoor hij de pijn niet meer voelde.’
Rover gezocht leest met andere woorden als een doorsnee
avonturenverhaal. Toch valt het boek op door de voortreffelijke vormgeving,
inclusief dust jacket, en bovenal
dankzij de illustraties van Marieke Nelissen, winnares van de Lemniscaat
Illustratiewedstrijd 2015. Zij is het die de personages leven inblaast, met de
roversbende van Schoppenboer te beginnen. Met wollige baard en haakneus houdt
het drietal zich namelijk op de aantrekkelijke cover schuil. Verder voorziet
Nelissen het verhaal zowel van decoratieve, ondersteunende illustraties als van
paginagrote kunstwerken. Sommige figuren maken een wat houterige indruk, maar
met een fijnzinnige uitwerking van fantasiefiguren als de magnozampa weet ze de
blik vast te houden. Hoewel Weigelts open einde een vervolgverhaal suggereert,
is het dus vooral uitkijken naar Nelissens eerstkomende boekpublicatie, Ollie en het kronkeldier.
Rotterdam :
Lemniscaat 2016, 216 p. Vert. van Achtung: Rüber gesucht!
door
Merel de Vink. ISBN 9789047706182
deze pagina printen of opslaan