10+ - ‘Pa en ma zijn dood. Sinds vanmiddag’. Een behoorlijk heftige
eerste zin, temeer aangezien het om een overlijden ‘onder verdachte
omstandigheden’ gaat. Aan de begripvolle agente Fairouz vertelt protagoniste
Ros(witha) in een lang uitsponnen flashback wat het betekent om in een
onveilige gezinssituatie met een agressieve vader en gokverslaafde moeder op te
groeien. Enerzijds verstopt Ros zich onder haar eeuwige pet en weigert ze nog
langer te communiceren, anderzijds ontvlucht ze vanuit een escapistisch
verlangen naar geborgenheid de ouderlijke woning en creëert ze op
‘bijzondere plekken in de stad’ met gevonden voorwerpen een eigen
‘afvaltuintje’. Ros overtuigt als scherp observator van stemmingen, gevoelens
en gedachten. Ze is zo’n sensitief kind dat dode dieren begraaft en empathie
voelt voor de kastanjeboom die z’n vruchten in de herfst verliest:
‘Ik besluit naar de Kleine Kerk te gaan op een paar
papieren duiven op te halen. Die kunnen op de boom passen en voor hem koeren
tot hij rustig wordt en de pijn niet meer zo voelt.’
In dit hard, bijwijlen zelfs
rauw verhaal zijn het spaarzame, met zorg uitgewerkte beelden die
tegelijkertijd als overtuigende metaforen voor Ros’ gemoedstoestand fungeren.
Groot is Ros’
verbazing wanneer ze in haar ‘tuintjes’ kleine dierenfiguren van kastanjes en
ijzerdraad vindt. Hoewel de ontwerper zijn identiteit voorlopig nog niet wil
prijsgeven, ontstaat een voorzichtige toenadering tussen beide getormenteerde
zielen. Hij slaagt waar Ros’ goedbedoelende tante Jill en haar leerkracht
falen: door de ruwe bolster prikken en communicatie aangaan, al is het maar via
snippers papier. Via verhalen en notities van anderen achterhaalt Ros
uiteindelijk de identiteit van de zwerver Floriaan, in wie de volwassen lezer
misschien de figuur van de Nederlandse klokkenluider Fred Spijkers herkent, aan
wie het boek is opgedragen. Aan jongere lezers zal deze verwijzing
waarschijnlijk voorbijgaan, maar dat hoeft geen euvel te zijn; belangrijk is
vooral Floriaans bijdrage als zielsverwant, die op cruciale wijze Ros’ evolutie
ondersteunt.
Net wanneer Ros haar
‘beschermengel’ in levende lijve zal ontmoeten, slaat het noodlot toe. Het
resulteert in een sterk geconstrueerde passage, die de eerder zorgvuldig
uitgewerkte authenticiteit mist en vooral bedoeld lijkt als aanloop naar de
geruststellende slotscène. De stem van het getraumatiseerde kind, dat een
eerlijk en oprecht portret ‘vanbinnen uit’ garandeert, wordt vervangen door het
standpunt van de volwassen auteur. Zoals wel vaker in dit soort literatuur
ontstaat zo een discrepantie tussen enerzijds de goede bedoelingen van de
auteur die met een positieve noot wil eindigen en anderzijds de problematische
maatschappelijke situatie, die niet zomaar ‘opgelost’ kan worden.
Wat niemand ziet
is zo’n debuut dat meteen de aandacht trekt. Toegegeven, het is nog geen geheel
geslaagd verhaal; het potentieel boeiende uitgangspunt verzandt gaandeweg in
een voortkabbelende verhaaltje dat weleens geforceerd overkomt en aan
authenticiteit ontbreekt, getuige het gezochte einde. Maar ik onthoud ook de
originele plot, sterk uitgewerkte karakters, rake typeringen en treffende
metaforen, die doen uitkijken naar nieuw werk van deze beloftevolle auteur.
Amsterdam :
Leopold 2016, 148 p. ISBN 9789025869632
deze pagina printen of opslaan