Denken en genieten
9+ - Het raadsel van alles wat leeft — en de stinksokken van Jos
Grootjes uit Driel is in elk opzicht een schot in de roos en het
haalde in geen tijd een recordverkoop.
Een kinderboek over wetenschap wordt niet snel een bestseller, maar het werk
presenteert dan ook bijzonder goed met linnen rug en goud op snee. Het straalt
door zijn vormgeving de klassieke degelijkheid van een studieboek uit, zonder
dat het daardoor aan aantrekkingskracht inboet. Daar heeft, naast de
humoristische, associatief vertellende Jan Paul Schutten, ook de knappe, jonge
illustratrice Floor Rieder voor gezorgd. En bovenop het verkoopsucces werd Het
raadsel van alles wat leeft ook nog bekroond met de Nienke van
Hichtum-prijs, een tweejaarlijkse literatuurprijs van de Jan Campert-stichting
voor kinderboeken in de leeftijdscategorie vanaf dertien jaar.
Is het niet wat vreemd om een boek over wetenschap dat een
overvloed aan wetenschappelijke bevindingen en technische kwesties bevat, als
literatuur te beoordelen? Interpreteert men het begrip ‘literair’ dan niet al
te breed? In dit geval alleszins niet. Jan Paul Schutten vertelt in Het
raadsel van alles wat leeft een boeiend, stilistisch knap uitgewerkt
ik-verhaal. Hij doet verslag van een persoonlijk denkproces over het ontstaan
en de evolutie van het leven, en wat de wetenschap daar door de eeuwen heen over
te zeggen heeft. Schutten is namelijk geen evolutiebioloog, hij is een
schrijver. De kennis uit dit boek werd aangedragen door wetenschappers ter
zake, Schutten bekijkt die kennis, tracht ze te begrijpen en vraagt zich, als
geïnteresseerde leek met een open blik en een helder verstand, heel veel dingen
af. En met hem de lezer. Die van 13+, die in de eerste plaats wordt beoogd, en
deze lezer van 50+. Schutten slaagt erin om je deelgenoot te maken van zijn
eigen zoektocht naar begrip in een complexe wetenschappelijke materie. Met de
gezindheid van het leergierige kind, dat meer vragen kan stellen dan iemand
ooit kan beantwoorden, werpt hij een licht op de evolutieleer en geeft een
eerste inzicht in de denkprocessen die aan basis daarvan liggen.
‘The survival of the fittest.’ We kennen de term allemaal
en weten zo ongeveer ook wat ermee bedoeld wordt, al zorgt het woord ‘fittest’
ook voor misverstanden. Het betekent niet dat, zoals al eens wordt aangenomen,
de sterksten overleven, maar wel degenen die zich het best aan hun omgeving
aanpassen. Maar ook dat is natuurlijk veel te eenvoudig gesteld. Schutten
begint zijn uitleg als volgt: <br
/>
‘Nou weet ik niet of
je Jos Grootjes uit Driel wel eens gezien hebt. Maar als je hem kent, dan weet
je dat hij niet het beste is dat de evolutie in miljarden jaren heeft kunnen
voortbrengen. Jos Grootjes heeft een behoorlijk dikke buik, hij ziet niets
zonder zijn bril en hij zou nog geen week kunnen overleven in de jungle. Hoe
zit dat dan?’
Via
Jos Grootjes uit Driel (en zijn stinksokken), die als een bestendig motief door
het hele boek heen opduikt, en prikkelende vragen als: ‘Wil een boom wel zo
hoog zijn?’, ‘Zijn vrouwen gek?’, ‘Hoe word je een superkonijn?’, komt Schutten
tot het beantwoorden van de vraag waarom niets of niemand perfect is,
ondanks de miljoenen jaren van evolutie. Daaruit blijkt dat de weinig
fortuinlijke Jos Grootjes niet zozeer het resultaat is van een evolutionair
foutje, maar dat alles draait om evenwicht. En dat het resultaat van evolutie
een mix is:
‘van seksuele selectie en van
aanpassing aan de veranderingen in de leefomgeving — zoals opwarmingen van de
aarde, afgewisseld met ijstijden, en droge en natte periodes. Maar ook van
vulkaanuitbarstingen en meteorietinslagen waardoor enorm veel dieren
uitstierven, zoals roofdieren en concurrenten. Van veranderingen op aarde,
zoals het ontstaan van bergen en nieuwe eilanden. En van nog veel, veel meer
toevalligheden.’
<br
/> Je leest ook waarom dat superkonijn eigenlijk een haas is en waarom
konijnen en hazen, die zo op elkaar lijken, hun kwaliteiten niet bundelen, en
‘kozen’ en ‘hazijnen‘ voortbrengen.
Schutten vertelt een boeiend
verhaal waarin je voortgestuwd wordt door onbevangen, zelfs uitgelaten vragen.
Het bijzonder knappe aan dit boek is dat de creatieve schrijver, die er
duidelijk veel waarde aan hecht dat zijn verhaal er bij de lezers goed ingaat
en die geen kans onbenut laat om geestig voor de dag te komen met spektakelvoorbeelden
en bizarrerieën, toch consequent een man van de feiten blijft. Hij gaat de
lastige kwesties niet uit de weg, zoals de aartsmoeilijke materie over het DNA
bijvoorbeeld, ‘het oudste kip-en-eivraagstuk op aarde’, waar hij niet anders
kan dan technisch te worden over DNA- en RNA-moleculen, aminozuren, ribosomen,
mitochondriën en dubbele helixen. Geen eenvoudige stukken, ondanks de
stapsgewijze en heldere redeneringen. Of ik ze ten volle begrepen heb? Dat weet
ik echt niet zeker, maar dat is uiteindelijk niet zo erg, want Schutten komt
vertwijfelde lezers tegemoet met een vergelijking die duidelijk maakt hoe
sommige zaken het menselijk begrip te boven kunnen gaan:
‘[…] hoe is dat RNA dan ontstaan? Ook RNA is namelijk een
lang molecuul, dat erg ingewikkeld in elkaar zit. Het is een beetje alsof je
miljarden pakken lettervermicelli in de oceaan kiepert en net zolang wacht tot
er spontaan allerlei songteksten van Justin Bieber op het strand aanspoelen. De
kans dat zoiets gebeurt is niet onmogelijk, maar wel zo klein dat je het bijna
onmogelijk kunt noemen.’
Dat dus over het RNA, dat een stuk minder ingewikkeld is
dan het DNA.
De manier waarop Schutten zijn
snedige verhaal doet, brengt een stimulerende spanning mee. Het is grotendeels
associatief opgebouwd, alsof hij al schrijvend verder denkt op de materie, en
waarbij het beantwoorden van een vraag telkens een nieuwe vraag oproept. Die
hij overigens vaak niet als dusdanig beantwoordt (‘Waarom lijken alle baby’s op
elkaar?’, ‘Waar komt dat gekke streepje onder je neus vandaan?’), maar waarop
je aan de hand van het grotere denkpatroon zelf het antwoord kunt vinden. Hij
maakt je als lezer op die manier deelgenoot van zijn denkproces. Hij dist zijn
vragen in een hoog tempo op en ze zijn talrijker en diverser dan je ze zelf
ooit kunt bedenken. Op een vrolijke, rebelse toon (‘Lijdt de aarde ooit aan
overgewicht?’, ‘Hoe overleef je zonder kont?’, ‘Kunnen bidsprinkhanen viool
spelen?’) trekt hij de aandacht. Hij heeft een soms wat meanderende
vertelwijze, met kleine uitstapjes of omleidingen wanneer een welbepaald detail
toch uitleg verdient. Want een wetenschappelijke bevinding biedt niet altijd
een direct begrijpelijk antwoord. Zijn deelvragen leiden hem verder, dieper in
het onderzoek waardoor weer andere vragen zich aandienen, die op hun beurt een
antwoord krijgen — of ook niet .
Achter deze humoristische en stilistisch doordachte tekst
van een creatief schrijver, schuilt ook een goed didacticus. Schutten doet geen
poging om de enorme complexiteit van het leven minder complex te laten lijken,
maar hij past erg goed op dat zijn verhaal organisch samenhangt. Veel
informatie in mooi afgelijnde wetenswaardigheden brengen, is misschien wel
overzichtelijk, maar inzicht en echt begrip kunnen pas ontstaan wanneer je de
verbanden ziet. En belangrijker dan een verslag van de verworven kennis, is de
steeds terugkerende vraag hoe het eigenlijk komt dat wij dit allemaal weten.
Het raadsel van alles wat leeft is met de
meesterhand geschreven, maar het zou niet zo’n groot succes kennen zonder de
illustraties. Floor Rieder is een jonge, nog vrijwel onbekende illustrator,
wier tekeningen een beetje aan de graffiti-art van de Amerikaanse kunstenaar
Keith Haring doen denken. Ze houdt van gevulde prenten met een wemeling van
vele eenvoudige, zwaar afgelijnde figuurtjes. Rieder springt erg karig met
kleur om; ze houdt het meestal bij zwart, rood en groen, maar ook het goud van
de boeksnede komt regelmatig terug. Veel van haar illustraties zijn
geïnspireerd op oude kaarten en afbeeldingen uit voorwetenschappelijke
periodes. Dat brengt een zeker sérieux mee, dat ze echter vrolijk countert met
fantasieën en grappige toevoegingen. Zo staat op het einde van de evolutielijn,
als specimen van de homo sapiens, uiteraard Jos Grootjes uit Driel in zijn rode
sokken. En in de reeks ‘vernuftige werktuigen’ van de primitieve mens labelt ze
vier redelijk eenvormige steenscherven als hamer, strijkbout, tandenstoker en
blikopener. Maar daarnaast visualiseren haar tekeningen en schema’s ook zonder
te schertsen wat er in de tekst staat: de gelijkenis in de ontwikkeling van
embryo’s van mens en dier, de DNA-structuur, cellen, bacteriën… Deze fijne mix
van informatie, grappen en fantasie spoort geweldig goed met Schuttens aanpak,
zodanig zelfs dat de tekenaar al eens een deel van de uitleg integraal van de
schrijver overneemt, bijvoorbeeld hoe je zelf een experimentje kunt doen met
zoutkristallen in een jampotje, om de vorming van het RNA te begrijpen. <br
/>
Het raadsel van
alles wat leeft — en de stinksokken van Jos Grootjes uit Driel is een in
verschillende opzichten ongemeen sterk boek. Kennis, véél kennis met literaire
en grafische kwaliteit combineren en ook nog aantrekkelijk zijn voor jonge
lezers, het kan. En het slaat aan. Dat moeten we onthouden, mocht het
cultuurpessimisme toeslaan als we de balans opmaken van het jeugdliteraire
aanbod van de laatste jaren.
Haarmem : Gottmer 2013, 160 p., ill. ISBN 9789025753467
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswelp 2013
deze pagina printen of opslaan