Poëzie

BOEKEN NR. 5, MEI 2022

Anna Eble, Marleen Nagtegaal, Matthijs de Ridder en Willem Bongers-Dek (sam.): De aftocht

door Jan-Bart Claus

Als we nu eens samen gaan?    

‘Nihil dat is het woord.’ In ‘De aftocht’ maakte Paul van Ostaijen de rekening op: alles moest van tafel. 100 jaar later is Van Ostaijens gedicht het startpunt voor de verzamelbundel De aftocht. 35 kunstenaars antwoorden op het slotgedicht van Paul van Ostaijens Bezette Stad. In de nadagen van de coronacrisis kijkt een nieuwe generatie vooruit.
 
De aftocht beëindigt het Van Ostaijenjaar, waarin de Nederlandse literatuur 100 jaar Bezette stad (1921) vierde. Het fraaie multimediaproject Besmette stad ter ere van het eeuwfeest bracht jonge kunstenaars in 2021 in contact met Van Ostaijen. Vlaanderens bekendste avant-gardist blijkt een ‘re-inspiratie’, zoals dichter Franz Josef Czernin beschrijft. Reculer pour mieux sauter, bewijst De aftocht.
 
Nihilisme is het marsorder. ‘Bezette wereld’ van de Oostenrijkse schrijver Franzobel (vertaald door Elbert Besaris) wuift de wereld adieu: ‘zonder geloof, uitzicht / met een ridicule illusie / van klein geluk’. Radna Fabias smeekt om een nieuwe messias: ‘paul zeg iets’. En het muziekcollectief Teletext verklaart de woordenvoorraad uitgeput:
 
‘Ik heb niks meer te zeggen
dus
ik praat om van mijn woorden af te komen
om ieder woord een laatste keer gezegd te hebben’
 
Wanneer de verslagenheid de lezer onder de voet dreigt te marcheren biedt deze aftocht hoop. Esther Kinsky zoekt in ‘Breuk’ (vertaald door Ton Naaijkens) naar ‘weerwoorden’ om door te gaan, ‘vooruit nu vooruit opnieuw’. Peter Sijbenga vraagt in ‘Geduld’ om tijd te nemen. In het Friese ‘Ik sil it omdraaie’ draait Michelle Samba de bladzijde om: ‘Ik sil it opjeje omdraaie fuortjeie’. En Pieter Waterdrinker wil van ‘ik heb’ naar een ‘wij hebben’. Nieuwe woorden en collectiviteit blijken de wegbereiders naar een toekomst.
 
Ook Van Ostaijens vormspel inspireert. In ‘Missaal voor een zo goed als nieuw Te Ceoum’ laat Daan de Jager de lezer het boek 360 graden draaien. Er ontsnappen woorden uit de buik van het gedicht, die zich als een navelstreng draaien rond een affiche. Daarop staat het Te Ceoum –te lezen als Te CEO-um–, die het ‘Te Deum’ parodieert als kritiek op consumentisme. In ‘De Fee’ van Sumai Yahya prikt de lezer zich aan stekels en verdrinkt zij in een golf. Als doornen zijn er uit het woord ‘ons’ twee lange driehoeken gegroeid. Elders rekken letters zich tot scherpe ijspegels. Een r lijkt wel een p, waarvan de disproportioneel lange poot de onderliggende regel port. Aan het einde zwellen de regels aan tot een overrompelende vloedgolf. Corona leerde Yahya dat het samen moet of niet. Het zijn feesten van typografie die de taal doen leven.
 
De aftocht ontleent zijn kracht aan een tegengestelde beweging. De neerslachtigheid toont wel dat de bundel wil terugtrekken, maar de spitante teksten en tekeningen barsten zodanig van vitaliteit en energie, dat ze eigenlijk vooruit lijken te willen. Vooruit naar nieuwe woorden voor een uitgeputte taal en maatschappij. Die urgentie doen de bijdragers voelen in een thematisch en vormelijk rijke bundel.
 
De samenstellers slaagden erin om niet enkel een ode aan Van Ostaijen te brengen, maar ook een toekomst af te beelden. Dit is een bundel waar de veiligheidspal er van in het begin afgaat. De klaroenen klinken en luisteren zal je.
 
Anna Eble, Marleen Nachtegaal, Matthijs de Ridder en Willem Bongers-Dek (sam.): De aftocht, Pelckmans, Kalmthout 2022, 224 p. ISBN 9789464016130

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri