In 1976 verscheen bij Lannoo de allereerste
editie van een bloemlezing die toen nog Groot gezinsverzenboek heette,
een fraaie boekuitgave in een reeks waarin naderhand Anton van Wilderode
(gedichten over godsdienst), Karel Jonckheere (kindergedichten) en Christine
D’haen (gedichten over de vrouw) verzamelden. Het waren typografisch bijzonder
vormgegeven boeken die als geschenk of voor de persoonlijke lectuur in vele
duizenden exemplaren over de toonbank gingen. Mensen waren immers opgegroeid
met een gedeelde cultuur, waarbij gedichten in allerlei vormen en gedaanten een
belangrijke component van het onderwijs vormden. En bovenal, op cruciale
momenten in het leven hebben mensen behoefte aan de steun van belangwekkende
woorden, en wie anders dan de dichter kan die bieden. Het Groot gezinsverzenboek
werd de daaropvolgende jaren een geliefkoosde bloemlezing voor teksten ter
gelegenheid van geboortes, huwelijken en overlijdens. Ook dat is de functie van
poëzie.
Dat
het boek na 45 jaar nog steeds die functie blijft vervullen, bewijst deze
negentiende druk! Samensteller Jozef Deleu is zich niet enkel om het
voortbestaan van zijn geesteskind blijven bekommeren, hij is ook in alle
opzichten geëvolueerd met de tijd. Het Groot gezinsverzenboek werd een Groot
verzenboek en nu is het eenvoudigweg een bundeling van 600 gedichten. De
opzet is echter fundamenteel hetzelfde gebleven. De grote fasen van het leven
worden nog steeds gebruikt als vage thematische leidraad om lezers te laten
kennismaken met waardevolle gedichten. Het boek voert van de geboorte (met heel
wat moeder- en vadergedichten) over de kindertijd en de jeugd tot de liefde en
de eenzaamheid, en ten slotte de dood en de herinnering. Het is een beproefd
recept, maar het wordt door Deleu vrij soepel gehanteerd. Het gaat hem
inderdaad niet in de laatste plaats om aangrijpende emoties maar om
krachtdadige poëzie. De kwaliteit van de opgenomen teksten staan dan ook buiten
kijf, en liefhebbers van klassiekers zullen hun Gezelle, hun Van de Woestijne
en hun Van Herreweghen en Van Wilderode probleemloos terugvinden.
Die thematische
insteek heeft onmiskenbaar ook een zekere keerzijde. Dit magistrale boek kan
slechts gedeeltelijk als een soort van literair-historische bloemlezing
beschouwd worden. Hugo Claus komt ruim aan bod – hij heeft dan ook een massa
liefdesgedichten geschreven – maar andere vooraanstaande dichters zoals
Lucebert, Faverey en Zwagerman krijgen weinig ruimte toebedeeld. Hun werk mist
de (relatieve) toegankelijkheid en de thematische focus waarnaar Deleu hier op
zoek is. Dat blijkt ook uit de opgenomen selecties van oeuvreauteurs zoals
Pernath of Kouwenaar: ook hier ontstaat niet meteen een representatief beeld
van hun werk.
Tegelijk
is het toch wel opmerkelijk hoe Deleu bij elke heruitgave probeert zijn
bloemlezing te actualiseren door vooral nieuwe poëzie te integreren in zijn
‘canon’. Ook nu is weer een paar dozijn jonge dichters aan het woord gelaten,
en hun teksten misstaan niet in dit boek: hun toon is eigentijdser, maar even
indringend als dat van hun klassieke collega’s. Omgekeerd hebben sommige
klassieke dichters in de loop der jaren veel van hun pluimen verloren: Karel
Jonckheere, ooit een van de meest gelezen dichters, komt er maar bijzonder
karig vanaf. Het is het gevolg van de literatuurgeschiedenis en de gewijzigde
smaak van het publiek en de samensteller, maar het is vooral ook het gevolg van
het feit dat dit boek altijd hetzelfde volume is blijven behouden.
Wie al een of meer
eerdere edities van deze klassieker in de boekenkast heeft staan, zal het
misschien daarbij laten. Wie toch graag wil weten hoe jong poëtisch geweld
denkt over die ‘eeuwige’ en deels ‘ouderwetse’ thema’s zal zich deze nieuwe
uitgave aanschaffen. En vooral, wie nog geen boek met
ongelooflijk fraaie gedichten in huis heeft staan, komt hier als lezer veilig
‘thuis’.
Jozef
Deleu (red.): 600 Gedichten over
leven, liefde en dood. Nieuw groot verzenboek, Lannoo, Tielt 2021, 685 p. ISBN 9789080864535
deze pagina printen of opslaan