De
Tsjechische auteur Egon Hostovsky (1908-1973) lijkt in het Nederlandse
taalgebied onderdak gevonden te hebben bij uitgeverij Zirimiri Press. Na Vreemdeling zoekt kamer in 2018 brengt ze nu De schuilplek
voor het eerst in Nederlandse vertaling op de markt. Deze novelle uit 1946 laat
wederom zien hoe Hostovsky - tevens een tijdgenoot van Graham Greene en Stefan
Zweig - zijn eigen onmisbare literaire stem ontwikkelde in het midden van de
vorige eeuw.
Het
boekje gaat over een naamloze Tsjechische ingenieur die tijdens de Tweede
Wereldoorlog onderdak vindt bij een oude kennis, een arts, op het Franse
platteland. Vanuit zijn schuilplaats - een donkere, vochtige kelder - schrijft
hij in ontroerende bewoordingen een brief aan Hana, zijn vrouw die hij eind
jaren 1930 in een opwelling verliet om zijn heil te zoeken in Parijs. Getroffen
door een midlifecrisis en in de hoop er een nieuwe liefde te vinden, stapt hij
op een ochtend in Praag op het vliegtuig en keert nooit meer terug.
Je zou het brute pech
kunnen noemen, want wanneer hij zich al bij al redelijk snel realiseert dat hij
niets te zoeken heeft in de Franse hoofdstad, valt het naziregime
Tsjecho-Slowakije binnen en kan hij als jood onmogelijk nog terug. Bovendien is
er een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd, omdat de Duitsers hem ervan
verdenken zijn uitvinding - een richtapparaat voor luchtafweergeschut - te
hebben verpatst aan de Fransen. Wat trouwens helemaal niet het geval is.
Het werk van
Hostovsky kan niet los gezien worden van zijn eigen levensloop. Hij vertoefde
in België toen in 1939 Tsjecho-Slowakije uiteenviel, waarna hij via
omzwervingen langs Spanje en Portugal in Amerika arriveerde. Na de oorlog
keerde hij terug naar zijn vaderland. Onder het communistische regime werd hij
evenwel ook persona non grata, omdat hij voordien op het ministerie van
Buitenlandse Zaken heeft gewerkt. Opnieuw moet hij op de vlucht slaan en
opnieuw belandt hij in Amerika, ditmaal na enkele tussenstops in Noord-Europa.
Hij zou de rest van zijn leven met tegenzin slijten aan de overkant van de
oceaan.
Als er
bijgevolg een thema is dat zich hardnekkig manifesteert in zijn boeken, dan wel
de onthechting en eenzaamheid van een ziel op de dool. In Vreemdeling zoekt
kamer (oorspronkelijk gepubliceerd in 1947) leren we een arts kennen die in
het naoorlogse New York op zoek is naar een kamer met een bed en een bureau.
Hij verlangt naar rust en stilte om zijn wetenschappelijke geschriften af te
ronden, maar steeds ontstaan er knullige misverstanden tussen de arts en de
verhuurder en wordt hij weer gedwongen te verkassen.
In De schuilplek doolt
het hoofdpersonage niet letterlijk rond. In zijn schuilkelder, waarvan de deur
trouwens niet op het slot zit zodat hij vrij is om te gaan wanneer hij wil,
zwenkt hij tussen waanzin en nostalgie. Hij drijft van de ene herinnering aan
zijn kindertijd naar de andere reflectie over de keuzes die hem in dit vochtige
tochtgat deden belanden. Verteerd door een onhoudbaar schuldgevoel omdat hij
zijn familie drie jaar eerder heeft achtergelaten, vraagt hij Hana in zijn
brief vol te houden ‘want we moeten samen een gesprek voeren. En pas nu ben ik
tot dat gesprek met jou in staat.’
Alsof hij zijn lot uiteindelijk heeft aanvaard, zo helder
klinken de zinnen waarin hij zijn gevoelswereld met haar deelt. Bij momenten
hartverscheurend, maar nooit sentimenteel.
‘Toch zie ik tussen de verwarde
beelden, getekend met zwart en wit potlood, smalle reepjes van de
aaneengesloten scènes. Het zijn enkele taferelen die een zekere breedte en
diepte hebben, een paar doorkijkjes op het leven dat als door een wonder op de
grens van de schaduwen is blijven steken. Ons Praagse toevluchtsoord is in die
tijd raamloos, niettemin verschijnen er spleten waardoor ik flarden van de plot
zie, en het is voor mij een verrukkelijk schouwspel op een schaakbord waarop
onbekende krachten, uit grilligheid en wrede nieuwsgierigheid, met een vrije
wil begiftigde levende stukken hebben neergezet die ze daar een van de
variaties op een eeuwenlange tragikomedie laten opvoeren.’
Deze novelle gaat niet over de
hardheid van het bestaan in een oorlog, wel over de innerlijke strijd tussen de
wanhoop en het geloof. Dat hij die kan richten aan zijn ‘lieve vrouw’, van wie
hij niet weet hoe het haar vergaat, is de enige houvast die hij schijnt te
hebben. Het open einde laat ons net zo achter: dolend en onthecht.
Egon Hostovsky: De
schuilplek, Zirimiri, Nederland 2021, 124 p. Vertaling van Úkryt door Edgar de
Bruin. ISBN 9789490042189. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan