De titel van Geert Buelens’
jongste dichtbundel klinkt wat enigmatisch (zeker in de oren van Nederlandse
lezers), maar in feite vat hij wel voortreffelijk het project samen dat de
dichter voor ogen staat. Ofwa (‘of wat?’) is de manier waarop – althans
in Vlaanderen – mensen zich manifesteren om elke tegenwerping bij de ander
tegen te houden of, sterker nog, de ander het zwijgen op te leggen. Het is een
tussenwerpsel uit de spreektaal dat laat zien hoe elke conversatie in feite
macht etaleert, hoe sprekers indruk willen maken op hun toehoorders. In die zin
gaat het om een statement van een dichter die net die spanningen in onze
alledaagse taal wil blootleggen maar die tegelijk beseft dat ook hijzelf
gedragen wordt door het verlangen om gehoor te krijgen.
Het allerlaatste gedicht van de
bundel, afgedrukt op de achterzijde, plaatst dat perspectief ook literair op de
voorgrond door schamper de kwestie op te roepen van een esthetische tegenover
een geëngageerde literatuur, tegen de achtergrond van prangende maatschappelijke
problemen zoals de klimaatcrisis. Dat niet langer vanzelfsprekende bestaan van
mensen vormt inderdaad een leidraad in deze bundel. Daarbij gaat het om
uiteenlopende vormen van crisis, depressie en wantrouwen: onze houding tot de
aarde speelt daarbij een rol, maar ook de samenhang tussen mensen en onze
omgang met de dingen in de wereld is fundamenteel veranderd. Tegen die
achtergrond klinken veel grote woorden en zogenaamde idealen hol en
clichématig, en net dat wordt hier op een bijzondere wijze gedemonstreerd.
De werkwijze
van Buelens heeft wel wat weg van de ready-mades uit het Nieuw-realisme, zoals
die door onder meer Armando en Vaandrager beroemd zijn geworden. Het lijkt
alsof uiteenlopende sprekers zonder enige terughouding aan het woord worden
gelaten: van een consistent lyrisch ‘ik’ lijkt daardoor niet langer sprake,
aangezien het veeleer om een amalgaam van individuen gaat. Daarbij wordt ook de
toehoorder/lezer frequent aangesproken, wat de confrontatie met de hier geuite
meningen in de hand werkt en uitnodigt tot verdere tegenspraak. In die zin is
dit steevast poëzie die aan de lezer appelleert.
Dat geldt niet alleen voor het
engagement dat erin wordt uitgesproken – of vooral indirect gesuggereerd – maar
ook voor het bewust antiliteraire karakter van heel wat gedichten. Het lijken
soms aantekeningen of afgeluisterde monologen, maar tegelijk is de
vers-schikking ingenieus, niet alleen omwille van de ritmische kracht die ervan
uitgaat, maar ook op grond van de vele dubbele bodems die ontstaan. Buelens is
allerminst een veelschrijver, zeker niet waar het zijn poëzie betreft, en net
daardoor ontstaat de indruk dat elke bundel een ander facet van zijn
dichterschap laat zien. Wat hier voorligt, lijkt soms evident, maar het is bijzonder
intrigerend en stemt tot nadenken (en dwingt daardoor ook tot herlezen).
Geert Buelens: Ofwa.
Drie gedichten, Querido, Amsterdam 2020, 75 p. ISBN 9789021423968. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan