Met De wolkendragers bouwt Peter Holvoet-Hanssen weer
verder aan zijn poëtische monument, een oeuvre dat allereerst een ode wil zijn
aan de poëzie zelf. Holvoet-Hanssen is immers niet alleen een getalenteerd
dichter, hij is ook een passioneel pleitbezorger van de poëzie zelf. Hij kan
als geen ander de verdediging opnemen van het kwetsbare woord, dat net door die
kwetsbaarheid (wars van slogans of apodictisch geponeerde zekerheden) unieke
mogelijkheden geeft aan zowel de schrijver als de lezer. Poëzie is in zijn ogen
een avontuur, een odyssee die vele jaren geleden is gestart maar waarvan het
eindpunt nog steeds niet in zicht lijkt. De dichter neemt daarbij de gedaante
aan van een vervaarlijke piraat of een moedige zeeman, personages die vooral
zijn drang naar vrijheid en naar het oneindige beklemtonen.
De jongste jaren is daar het
verhaal bijgekomen van de reus Goleman die de mensheid bedreigt. De golem-man
staat daarbij symbool voor alle denkbare bedreigingen, van de onderdrukking en
de autoritaire dictator tot de vernietiger van het landschap en de omgeving of
de bedreiging van de kinderlijke creativiteit. In de vorige bundels won de
Goleman duidelijk aan kracht, maar tegelijk werd ook het poëtische verzet
steeds krachtiger, met een dichter die daarbij zijn toevlucht zocht bij het muzikale,
het associatieve en het beeldrijke. De echo’s van met name het late werk van
Paul van Ostaijen waren daarbij niet ver weg. Ook in de nieuwe bundel hanteert Holvoet-Hanssen virtuoos de taal, met een haast
feilloos gevoel voor klank en ritme: veel van de hier verzamelde gedichten
hebben zelfs een zeker hypnotiserend effect.
Toch zou het misleidend zijn om
deze bundel ‘pure poëzie’ te noemen, want de dichter ziet zichzelf duidelijk
als een soort van hedendaagse missionaris: in dienst van de taal, maar ook en
zelfs vooral in dienst van mensen en van de mensheid. Het is een feit dat het
stadsdichterschap van Antwerpen, dat Holvoet-Hanssen een aantal jaren geleden
op onnavolgbare wijze vervulde, aan zijn poëtische roeping een sterk sociaal karakter
heeft gegeven. De dichter wil een soort van collectief tot stand brengen, rond
en via de poëzie. Daarbij wil hij van zoveel mogelijk mensen ook actief
dichters maken.
In deze bundel bereikt dat
streven een (voorlopig) hoogtepunt. Heel wat gedichten zijn immers nadrukkelijk
samen geschreven, met een bijdrage van collega-dichters maar vooral met
kwetsbare personen: leerlingen van scholen of psychiatrische patiënten met wie
Holvoet-Hanssen heeft samengewerkt in workshops of bij optredens. Op die manier
vertaalt hij als het ware de gedachte van een collectief gedragen dichterschap,
ook al is de toon (en de eindredactie) duidelijk die van de gerenommeerde
dichter. De thema’s zijn even wisselend als de beelden, maar enkele zaken keren
regelmatig terug. Allereerst is er de drang naar vrijheid en ongebondenheid,
die hier wordt gesymboliseerd door de wolken. Het dichterlijke ik beweegt zich
kinderlijk dynamisch boven en onder de wolken, vliegend of op een soort van
luchtschip (om de watermetafoor van de kaperkapitein te behouden). Die vrijheid
verandert ook het perspectief: het kleine en kleinburgerlijke maakt plaats voor
de oneindigheid. Dat vitalisme wordt echter gecounterd door het thema van de
dood en het afscheid, dat eveneens wordt verbeeld als een reis. Hier komt de
melancholische zijde van de dichter naar boven en moet de poëzie door haar
muzikaliteit een soort van loutering of op zijn minst aanvaarding
bewerkstelligen. Het rouwgedicht wordt in deze bundel tot een hoogtepunt
geschreven.
Aan het eind van de bundel is
Goleman de stad genaderd, maar het lijkt alsof het kleine legertje van stemmen
dat door Holvoet-Hanssen in deze mooie (maar soms nogal overdadige) bundel is
bij elkaar gebracht tegen zijn utilitaire kijk is opgewassen. Hoe dan ook is
deze episode eens te meer een schitterende prelude op wat nog komen gaat.
Peter Holvoet-Hanssen: De wolkendragers, Polis, Antwerpen 2020, 100 p. : ill. ISBN 9789463100953. Distributie Pelckmans
Uitgevers
deze pagina printen of opslaan