De debuutbundel van Frank Keizer, Onder normale omstandigheden, viel
een paar jaar geleden op door de onmiskenbaar actuele stem die erin aan het
woord kwam. Het dichterlijke ik werd ontdaan van alle romantische clichés en
herleid tot een soort van sprekende machine die als het ware een eigen
identiteit trachtte te creëren in een maatschappij die nauwelijks nog inzet op
persoonlijke identiteit, maar op publieke communicatie, controle en sociale
aanpassing. Keizer wist die actuele thema’s te brengen op een bewust theatrale
maar bijzonder overtuigende manier. Daarmee had de dichter, na enkele eerdere
publicaties in chapbooks, duidelijk zijn eigen toon gevonden.
De opvolger van dat officiële
debuut is op zijn minst even merkwaardig. Lief
slecht ding is de titel van deze nieuwe bundel, tenminste als wij ervan
uitgaan dat de titel niet bestaat uit drie losse woorden (die ook de titels
vormen van de drie afdelingen in het boek). Hoe dan ook lijkt de verbinding
niet vanzelfsprekend met de samenvoeging van twee ogenschijnlijk tegenstrijdige
karakteriseringen, daarenboven ook nog eens gekoppeld aan ‘ding’ waar je een
persoon zou verwachten. Het mag al meteen duidelijk zijn, voor Keizer hebben de
wereld en de mens duidelijk aan eenduidigheid en overzichtelijkheid verloren.
Dat blijkt al
uit de openingsreeks ‘Lief’. Het is duidelijk dat de dichter hier het verdriet
van een verloren generatie van zich af tracht te schrijven en die emoties
tracht te begrijpen. Hij bevindt zich ergens ‘tussenin’ het verleden en de
toekomst. Wat voorbij is lijkt een afgesloten hoofdstuk maar tegelijk is er nog
geen sprake van een afstandelijke terugblik. Het zijn emoties en gedachten die
hier evenwel niet op een persoonlijke of anekdotische manier worden verwoord,
zoals dat in autobiografische of romantische poëzie gebruikelijk is.
Integendeel, vanaf de eerste regels wordt de lezer overgeleverd aan gevoelens
van vervreemding. De traditionele versvorm met afzonderlijke strofen is
vervangen door proza-achtige fragmenten met een sterk gebalde en tegelijk
opsommende zegging.
Op die manier ontstaat een
spanning tussen de elkaar opvolgende woordenstromen enerzijds en allerlei
ruimtelijke effecten door verspringingen en witregels anderzijds. Die formele
vervreemding gaat ook gepaard met een verregaande talige vervreemding. Het valt
op hoe het lyrische ik systematisch is vervangen door een tweede persoon: de
lezer voelt zich zo rechtstreeks aangesproken maar tegelijk beschouwt het ik
zichzelf daardoor ook als een buitenstaander, een soort van ontdubbeling van
zichzelf. De klassieke inleving van de lezer – die net ontstaat door de identificatie
met de spreekinstantie – wordt ten slotte geheel tegengegaan door het erg
formele, haast abstract-filosofische taalgebruik. Wat de lezer voorgeschoteld
krijgt, zijn geen emotionele ontboezemingen maar lessen in overweging en
onderzoek.
Dat
geldt ook voor de daaropvolgende reeksen. Hier wordt eerst gefocust op een
persoonlijke relatie, de confrontatie van een ‘ik’ en een ‘jij’, en vervolgens
domineert een collectief ‘wij’. Het kan daarbij gaan om liefdespartners of
intieme vrienden, maar evengoed om individuen die in hetzelfde maatschappelijke
harnas zitten. De herinneringen en denkbeelden die beschreven worden, worden
immers opgeroepen in abstracte termen als ‘structuren’, ‘trauma’s’ of
‘instituten’. Op die manier wordt de sfeer van het persoonlijke en het intieme
haast vanzelf verbonden met structuren die te maken hebben met interpellatie,
controle, macht. In beide gevallen overheerst een gevoel van kwetsbaarheid en
onzekerheid, en net door die verschuivingen van het persoonlijke naar het
maatschappelijke wordt tastbaar gemaakt hoezeer denkbeelden, emoties en
herinneringen collectief gestuurd (om niet te zeggen, gedetermineerd) worden.
In de slotreeks wordt die overtuiging politiek vertaald door de vraag te
stellen naar de zin van het militante in deze tijd.
De voorgaande beschouwingen
maken duidelijk hoezeer het dichterschap van Frank Keizer ook als een (links)
politieke daad beschouwd moet worden. Woorden en activisme, theorie en praktijk
worden niet toevallig voortdurend samen gedacht en tot taal getransformeerd. Op
zich is het boeiend om zien hoe sommige dichters tegenwoordig zoeken naar de
relevantie van hun poëzie in een tijd die ten onder gaat aan populisme en
mediaculturen. Het zou echter eenzijdig zijn deze bundel tot die intrigerende
maar haast voorgeprogrammeerde ideeën te herleiden. Integendeel, van regel op
regel gebeurt er van alles met de toon, de taal, de combinatie en botsingen van
beelden en fragmenten. Frank Keizer is een boeiend dichter met een uitzonderlijk
taalvermogen, ook al laat hij zich in verregaande mate leiden door zijn
overtuigingen en komt zijn dichterlijke inventiviteit daardoor bij momenten in
het gedrang.
Frank Keizer: Lief slecht ding. Polis, Kalmthout 2019, 60 p. ISBN 9789463104074. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan