Vallende tijd, het tiende en laatste boek in de Berberbibliotheek, een initiatief van Asis
Aynan en Hester
Tollenaar, is een buitenbeentje. De poëziebundel brengt het werk van
vier Riffijnse dichters bij elkaar. ‘Als je met een gerust geweten wil zeggen
dat je een Berberbibliotheek samenstelt, dan kan je deze gedichten vandaag niet
passeren’, zegt Asis Aynan.
Eleonore Milbou: Vallende
tijd is het tiende en laatste werk in de Berberbibliotheek. Waarom juist deze
bundel?
Asis Aynan: ‘Hester Tollenaar en
ik spraken in 2010 voor het eerst over het project-Berberbibliotheek. We wilden
de Clausen van Noord-Afrika een platform geven en de klassiekers, vooral
romans, brengen. Vallende tijd is een
buitenbeentje, maar was noodzakelijk gezien de actualiteit. In 2016 haalde de
situatie in de Rif wereldwijd het nieuws (toen de dood van een visverkoper uit Al-Hoceima de
aanleiding was voor protesten in de hele Rif, EM). Daar kun
je, als je bezig bent met een Berberbibliotheek op te bouwen, niet over
zwijgen. De dictatuur in Marokko bereikt het nieuws hier veel te weinig en
hoewel de opstand die toen begon, nog steeds voortduurt, wordt er nu opnieuw
over gezwegen. We moesten ons dus afvragen hoe we Riffijnse auteurs hierover,
via hun werk, aan het woord konden laten. En poëzie bleek zich daar het beste
toe te lenen.’
Eleonore Milbou: Wat
drukt poëzie uit dat in proza niet gezegd raakt?
Asis Aynan: ‘Ik denk niet dat poëzie zich per definitie leent tot protest. Je loopt
het risico dat het zo abstract wordt dat je als lezer verloren loopt. Ik maakte
me zorgen dat Joost Baars, die eindredacteur was voor Vallende tijd, niet zou begrijpen waar het om ging. Maar hij zei:
dit is glasheldere poëzie. Als je de huidige situatie in de Rif wil begrijpen,
moet je de krant niet lezen. Vorige maand nog is Gerbert Van der Aa (een freelance Afrika-journalist,
EM) uit Marokko gezet. Hij ging schrijven over de Rif en dat mocht niet
gebeuren. Maar deze vier auteurs, die nota bene in de jaren 1980 en 1990 schreven,
kunnen dat wel. Wat zij beschrijven, gaat over vandaag. Deze poëzie heeft meer
nieuwswaarde dan het nieuws.’
Eleonore Milbou: Een
van de thema’s die bij elk van de vier auteurs terugkeert, is taal: het mogen
of kunnen spreken.
Asis Aynan: ‘Inderdaad. In
Marokko heeft men geprobeerd om het hele land te arabiseren en te islamiseren.
In de grondwet staat dat Marokko twee landstalen heeft: het Arabisch en het
Frans. De elite koos voor het Frans, maar het volk was zijn taal kwijt. Een
auteur als Mohammed Chacha, die er in de jaren 1980 voor koos om in het Berbers
te schrijven, is dus revolutionair. Meer dan de keuze voor een taal om je in
uit te drukken, is het een vorm van cultureel zelfbehoud. Deze dichters maken
moedig komaf met clichés over de Rif: dat het een achtergebleven regio is, met
naïeve bergbewoners die van literatuur weinig begrepen hebben, maar enkel een
orale traditie doorgeven. Deze poëzie verzet zich tegen het regime dat haar
taal van de kaart heeft willen vegen.’
Eleonore Milbou: Door
emigratie verliezen veel Berbers hun taal opnieuw.
Asis Aynan: ‘Dat lees je bijvoorbeeld in het gedicht De emigrant van Mohammed
Chacha. Daarin zegt het personage over zijn kinderen:
‘Het Berbers zijn zij vergeten
Nederlands spreken
zij als water.’
Dat is geen commentaar tégen het Nederlands, maar juist een vorm van
heimwee. Hier heb je een vader die naar zijn kinderen kijkt en ziet dat ze een
stuk van zichzelf kwijt zijn. Ze kennen de taal van hun voorvaderen niet. Ze
verstaan zelfs hun eigen vader niet meer. Hij heeft dus niet alleen heimwee
naar zijn land, maar ook naar zijn eigen kinderen.’
Eleonore Milbou: Ook
die voorvaderen keren regelmatig terug in deze gedichten. Welke rol spelen zij?
Asis Aynan: ‘Wie migreert, verliest altijd iets. Ben je ooit verhuisd? Je stopt
alles wat je hebt in dozen en wanneer je in je nieuwe huis aankomt, is er
altijd wel iets dat je niet meer terugvindt. Je hebt gereisd, je opnieuw
gesetteld, nieuwe gewoontes en een andere taal aangenomen. Het is toch logisch
dat je dan terugdenkt aan je voorvaderen. Ik doe dat zelf trouwens ook: wat ik
nu doe, wat zou mijn opa daarvan denken? Het is de ultieme verantwoording die
je kan afleggen aan je voorgeschiedenis. En dat begrijp je wanneer je deze
bundel leest. Zonder dat het essayistisch wordt, raken deze gedichten aan een
waarheid.’
Eleonore Milbou: Doet het iets met u, nu u de Berberbibliotheek afrondt?
Asis Aynan: ‘De Berberbibliotheek is zoveel meer geworden dan ik me oorspronkelijk
had ingebeeld. Zoiets kan volgens mij alleen maar in Nederland, omdat het zo’n
vruchtbaar land is. Mijn opa maakte altijd de grap: in Nederland kan je een
aardappel in de grond steken en je krijgt er tien voor terug. Dat is echt zo.
Toen Hester Tollenaar en ik hier voor het eerst over praatten, kon ik me niet
voorstellen dat we echt boeken uit Noord-Afrika zouden gaan uitgeven. En kijk:
daar staat die bibliotheek. Zoveel mensen hebben erin gelezen, er plezier aan
beleefd, hun interesse aangewakkerd… Ik ben ontiegelijk trots op die boeken en
op de mensen die eraan hebben meegewerkt.’
Recensie van Jan Baes over Vallende tijd
deze pagina printen of opslaan