Van een herkenbaar verhaal gesproken. De kunst van het verdwijnen, het debuut
van Sarah Domogala, vertelt het autobiografische verhaal van Sarah, een succesvolle
filmmaker die van hot naar her reist, nooit rust neemt en daar op haar 26ste al
de prijs voor betaalt: een burn-out. Door de toenemende maatschappelijke druk
op vooral jonge mensen, die het gevoel hebben constant te moeten presteren en
de beste te zijn, een druk die ervoor zorgt dat zowat één op de acht werknemers
klachten heeft die tot burn-out leiden, kan dit debuut haast niet actueler.
Het verhaal
van Sarah begint in haar kindertijd al, als alles nog peis en vree is en ze
precies weet wie ze is en wat ze leuk vindt. Dat gevoel van identificatie
verdwijnt als haar ouders scheiden. Haar vader verhuist, beide ouders ontmoeten
een nieuwe partner en de geijkte verhoudingen in het gezin vallen een voor een
weg. Dan krijgt ze haar eerste paniekaanval. Enkele jaren later trekt ze weg
uit haar Limburgse dorp dat sinds de scheiding van haar ouders geen
geborgenheid meer biedt en verhuist naar Amsterdam, de grote stad, waar ze
zichzelf aan de wereld kan of moet (de grens tussen beide is dun) bewijzen.
Haar carrière in Amsterdam neemt een flitsende start. Sarah werkt al snel mee
aan bekende tv-programma’s en snowboardclips, ze wordt zelfs stilaan een
bekende figuur. Naarmate haar carrière steeds meer de hoogte in gaat, beginnen
de paniekaanvallen echter ook weer toe te nemen. En dan stort ze in.
De kunst van het verdwijnen is een zachtaardige kritiek op de
prestatiemaatschappij waarin we leven. In een van haar beschouwingen vraagt
Sarah zichzelf treffend:
‘Wie ben ik als mens? Wat is genoeg? Een cultuur die de
ziel van een mens systematisch ontkent en afgaat op geboorteakten, geld en
macht, is dat een gezonde cultuur? Is het misschien niet eens zo raar dat ik
ziek werd in een cultuur die mijn diepste natuur negeert? Het moderne leven
doet alsof emoties niet bestaan, een zwakte zijn. Ik ben ontploft door
verstopte emoties, door ontkende gevoelens. Gevoelens zijn de taal van de ziel,
weet ik nu.’
Domogala
is er in dit boek in geslaagd een zeer leesbaar, stilistisch soms zelfs subliem
verhaal te schetsen dat trefzekere vragen stelt en opmerkingen maakt waar je
als lezer af en toe het boek bij moet sluiten om er met voldoende aandacht bij
te kunnen stilstaan. De kunst van het
verdwijnen afdoen als het zoveelste zelfhulpboek van en voor een generatie
die de pedalen kwijt lijkt, gaat volledig voorbij aan de inhoud en de impact
van dit debuut. Het is veel meer. Het verweeft Sarahs verhaal met de literaire
teksten die ze leest en met de geschiedenis van haar groot- en overgrootvader,
extra perspectieven die nieuw licht werpen op haar gedachten. Het beklemtoont
de authenticiteit van het kind dat verloren gaat in de volwassenwording. Het is
een boek dat je, op tal van vlakken, aan het denken zet.
Het belangrijkste van De kunst van het verdwijnen is misschien
de aandacht voor het taboe dat vaak nog heerst op geestelijke gezondheid.
Gefrustreerd omwille van het onbegrip uit haar omgeving denkt Sarah
bijvoorbeeld:
‘Had ik maar een auto-ongeluk
gehad, dan kon iedereen zien hoe erg het was op röntgenfoto’s en aan het gips.
Maar nu heb ik alleen woorden om over te brengen hoe het met me gaat, en die
woorden komen helemaal niet aan. Niemand gelooft in vloeken, niemand gelooft in
angsten en demonen.’
Aan iedereen die wel eens last heeft van kleine of grote angsten en
demonen (en als ik eerlijk ben, denk ik dat dat zowat voor iedereen geldt):
lees dit boek.
Sarah Domogala : De kunst van het verdwijnen, Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2018,
239 p. ISBN 9789046823101. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan