Ingrid Jonker (1932-1965) behoort tot de generatie
van Sestig, waartoe ook Breyten Breytenbach en André Brink behoren. De bundel Ik
herhaal je, een keuze van vertaler Gerrit Komrij uit haar Versamelde
werke (Human & Rousseau 1994) verscheen voor het eerst in het
Nederlands in 2000. De achttiende herdruk, die nu voorligt, is een ongewijzigde
uitgave.
De bundel bevat ook de
voorlopige biografie die Henk van Woerden (1947-2005) schreef van de jonggestorven
dichter (zelf wees ze het woord 'dichteres' radicaal van de hand). Vijfendertig
jaar na haar dood blijkt, zo noteerde Van Woerden, dat Jonker nog altijd de
controversiële figuur is die ze al tijdens haar leven was. Hij kreeg om uiteenlopende
redenen geen toegang tot het Jonker-archief. De uitgever vermeldt bij zijn
verantwoording dat de situatie rond het Jonker-archief en de beschikbaarheid
van de informatie intussen zijn gewijzigd.
Met veel nadruk, soms in een wat
geëxalteerde taal, gaat Van Woerden in op Jonkers leven. Hieruit springen een
aantal elementen direct in het oog: haar vader, Abraham Jonker, keerde zijn
gezin de rug toe, koos voor een politieke carrière en heeft zijn dochter
eigenlijk altijd afgewezen. Ingrids moeder verzonk na de scheiding in een
lethargisch stilzwijgen dat haar uiteindelijk in de psychiatrie deed belanden.
Vreugde en troost, die later werden ervaren als gemis, vond Ingrid Jonker in de
herinneringen aan de kindertijd aan de Kaapse kust -- ‘Hier, aan dit
Valkenburg, ben ik ontvlucht / en droom mij nu in Gordonsbaai terug’ --, later
in stormachtige liefdesverhoudingen (o.a. met André Brink en de Vlaamse
kunstenaar Herman van Nazareth) en in de drank. In 1965 pleegde zij zelfmoord,
zij die in haar bundel Oker en rood (1963) al had gedicht:
‘Timmerman bouwt aan
een kist
Ik maak me gereed voor het Niks
(Uit ‘Korreltje
zand’)
Komrij
heeft vooral uit deze bundel Oker en rood geselecteerd: Jonkers
dichterschap is dan, na haar debuut in 1956, tot volle rijpheid gekomen en
levert persoonlijk gekleurde, maar vaak evenzeer op de politieke actualiteit
geënte gedichten op. Wereldberoemd werd bv. het gedicht 'Het kind dat
doodgeschoten is door soldaten bij Nyanga', geschreven na de onlusten in
Sharpeville en Kaapstad in 1960. Nelson Mandela las het gedicht voor op de
openingszitting van het democratisch gekozen parlement in 1994:
‘Het kind is niet
dood
het kind heft zijn vuisten tegen zijn moeder
die
Afrika schreeuwt
schreeuwt de geur
van
vrijheid en heide
in de townships van het omsingelde hart’
Vaak ook ontroeren
haar liefdesgedichten. Zo bv. 'De morgen ben jij':
‘De lucht is vol rozen
de rozen zijn weerloos
weerloos je handen je ogen
roos van je mond
de morgen ben jij
weerloze
roos van de morgen
wond van de rozen.’
Sterke verzen van een dichter
die, zoals blijkt uit ‘L'art poétique’,
schrijft ‘om mezelf op te bergen in mijn woord.’
De oorspronkelijke gedichten in het Afrikaans werden
opgenomen naast de Nederlandse vertaling. Gerrit Komrij maakte en vertaalde de
geselecteerde gedichten op de manier die we van hem gewoon zijn: accuraat, maar
evenzeer met oog voor de poëtische zeggingskracht ervan in onze taal.
Ingrid Jonker: Ik
herhaal je. Gedichten, Podium, Amsterdam 2018, 220. ISBN 9789057599125.
Tweetalige uitgave. Vertaling uit het Afrikaans Gerrit Komrij. Distributie
Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan