‘Wat zou mijn verhaal onzinnig zijn zonder de benauwende
smerigheid van het 'kleintje', gisteren nog kon ik liggen, huilen, ijlen van
schaamte. Hoe kan ik de gruwel uitschreeuwen dat het gisteren was?’
Le petit, in vertaling van Paul Claes Het kleintje, verwijst in deze tekst zowel naar de anus, als naar
de vroege jeugd van de auteur, toen hij als kind blijkbaar een anale fixatie
ontwikkelde die tot een seksuele obsessie zou uitgroeien zodat Georges Bataille
(1897-1962) als schrijver van poëtisch proza al snel als een erfgenaam van de
Markies de Sade zou worden beschouwd.
Hoewel snel? Samen met andere
inventieve auteurs van de Franse modernité
als Francis Ponge, Maurice Blanchot, Michel Leiris en Antonin Artaud zou het
tot ver in de jaren zeventig (en mede door de inspanningen van Philippe Sollers
en zijn avant-garde tijdschrift Tel Quel) duren vooraleer Georges Bataille als
auteur op zijn intrinsieke waarde zou worden geschat.
Om te beginnen als essayist en
criticus (oprichter van verschillende tijdschriften die de literatuur wou
verrijken met inzichten zowel uit de filosofie als de menswetenschappen), later
ook als eigenzinnig prozaïst en dichter. Komt daarbij dat heel wat literair
werk clandestien en onder schuilnaam verscheen. (Het kleintje, dat pas een jaar na zijn overlijden onder zijn eigen
naam zou worden uitgegeven, kreeg in 1943, niet zonder ironie, het pseudoniem
Louis Trente mee.)
De visie van deze nieuwe lichting auteurs betrof niet zozeer een
bekommernis voor de wereld of de mens, maar voor de literatuur zelf en dan
specifiek voor de taal als vehikel van gedachten en emoties. Ook in de
opvatting van Georges Bataille verandert de literatuur van vorm en als van
betekenis als ze wordt benaderd vanuit de taal waarin ze wordt uitgedrukt.
Een voorbeeld
van dit literair grensverkeer is de intens poëtisch en filosofisch gedragen
tekst van Het kleintje die niet zozeer bedacht is maar eerder ontstaan lijkt in
een trance, als een spontane tekst die de auteur eerder moet ondergaan dan
creëren. De vele contrasten die erin tot uitdrukking komen, tussen liefde en
haat, gewelddadigheid en tederheid, vreugde en wanhoop, geven nooit de indruk
gratuit te zijn maar zijn eerder de weergave van een traumatische ervaring, een
afschuwelijk feest, een sombere extase. Sartre noemde Bataille zelfs ‘de nieuwe
mystieker’.
Opvallend
bij dit alles is het stilistisch classicisme waarin deze moeilijk te klasseren
teksten – uit het niemandsland tussen proza en poëzie – zijn gesteld, ook als
zij het hebben over een onbestaande maar alomtegenwoordige God, de
onmogelijkheid van het leven, de gruwel van het heden, het pijnlijke van de
lust, de dictatuur van de tijd.
‘Ce que j'enseigne (s'il est vrai que...) est une ivresse,
ce n'est pas une philosophie : je ne suis pas un philosophe mais un saint,
peut-être un fou.’
‘Geen filosoof, maar een heilige, misschien een gek’, een uitspraak die
doet denken aan die andere grote literaire vernieuwer, Louis-Ferdinand Céline,
wiens onovertroffen Voyage au bout de la
nuit toch ook kan gelezen worden als een heiligenleven. Met Bataille gaan
we eenzelfde richting uit, dat wil zeggen: op reis naar het einde van de mens.
Georges
Bataille: Het kleintje, Vleugels, Bleiswijk 2018, 46 p. ISBN 9789078627432. Vertaling van Le petit door Paul Claes
deze pagina printen of opslaan