Met een citaat, ontleend aan de
Deense filosoof Søren Kierkegaard, vat Jacques Klöters het motto van zijn boek
samen. Het is bij uitstek een gepaste titel voor ruim driehonderd pagina's aan
herinneringen en bespiegelingen over de eerste zeventig jaar van zijn leven:
pas later kan je begrijpen waarom dingen in het verleden gingen zoals ze
gingen. Jacques Klöters begon zijn carrière in 1967 als een van de oprichters
van de Nederlandse satirische succesvolle cabaretgroep Don Quishocking met
onder meer Fred Florusse en George Groot. Vele jaren later werd cabaretkenner
Klöters ook radio-en televisiemaker. Tot op heden kent zijn radioprogramma De Sandwich op zondagochtend een vaste en
enthousiaste schare luisteraars.
Klöters maakte voor zijn boek een selectie uit zo'n
duizend stukjes die hij de afgelopen drie jaar schreef op Facebook. Onderwerpen
zijn bijvoorbeeld herinneringen aan de optredens begin jaren zeventig in het
cabaretcircuit en zijn werk voor het Theaterinstituut (Nederland), en de
daarbij horende contacten met (vergeten) artiesten en hun nabestaanden. Ook
persoonlijke reflecties over zijn eigen jeugd en huwelijken komen aan bod. Maar
vooral als tekstschrijver voor onder meer Adèle Bloemendaal en als biograaf van
Toon Hermans oogstte Jacques Klöters veel bijval. Over zijn ervaringen en
contacten schrijft hij beeldend, humoristisch en relativerend. Hij haalt
anekdotes en gesprekken aan met artiesten die vrienden werden of met oude
schoolvrienden op een reünie. Steeds echter blijven de verhalen onschuldig en
wars van roddels. Vele spelen zich ook af in zijn thuisstad Amsterdam; sommige
op reis in zijn geliefde Frankrijk.
Soms beslaan de herinneringen een
paar pagina's, soms slechts één enkele, maar steeds lezen ze alsof je Klöters
zelf aan het woord hoort – zwierig en vlot, to
the point en zichzelf
relativerend. Het zijn causerieën, hier en daar vermengd met een (korte)
uiteenzetting over de theatergeschiedenis. De onderwerpen zijn noch
chronologisch geordend, noch naar thema. Daardoor is het perfect mogelijk om
het boek per hoofdstukje kriskras door elkaar te lezen.
Hoewel de wereld van Jacques Klöters
– de wereld van cabaret en theater – misschien niet het ruimste publiek
aantrekt, zal zijn naoorlogse jeugd en het beleven van de hippietijd uit de
jaren zeventig wel degelijk herkend worden door generatiegenoten. Zeer
waarschijnlijk slaagt Klöters er door zijn kenmerkende vlotte stijl ook in een
jonger publiek aan te trekken, en dat is maar goed ook want namen als Lou
Bandy, Jean-Louis Pisuisse en diens voorloper Abraham de Winter, die eind
negentiende eeuw met zijn kritische, humoristische teksten zalen liet vollopen,
zijn het alleen al uit historisch oogpunt waard om in herinnering gehouden te
worden.
Jammer is wel dat Klöters, op
een enkele verwijzing naar bijvoorbeeld de gedichten van Hans Lodeizen na,
relatief weinig aandacht besteedde aan zijn liefde voor poëzie. Die liefde
blijkt wekelijks op de radio, maar zeker ook uit de leuke en veelgeprezen
bloemlezingen van zijn hand, zoals Ik zou je het liefste in een
doosje willen doen (1989) en Zo de ouden zongen (2006)
– aan het hoe en waarom van zijn voorkeuren had hij ongetwijfeld nog een paar
boeiende hoofdstukken kunnen besteden. Een uitgebreid personenregister laten de
lezer toe passages over de aangehaalde figuren terug op te zoeken. Zeer
aangename literatuur, aanbevolen. Het doel van de auteur, namelijk diens
behoefte 'iets moois te laten zien', is zeker geslaagd.
Amsterdam :Nijgh & van Ditmar 2016, 344
p. ISBN 9789038802183. Distributie: LMBooks
deze pagina printen of opslaan