Hannah
van Wieringen schreef met De kermis van Gravezuid
(2012) al een opvallend prozadebuut. Dat ze daarnaast ook met haar poëziebundel Hier kijken we naar (2014) hoge ogen
gooide, hoeft niet te verbazen: de kracht van haar taal bestaat erin om vanuit
een geniaal soort zuinigheid toch een veelheid aan betekenis te genereren. Haar
zinnen zijn hoogzwanger aan betekenis, ze tellen geen woord teveel, zijn nooit
bombastisch, maar toch zo vol. Zonder een woord te veel te schrijven roept Van
Wieringen een universum op dat bevreemdend en herkenbaar tegelijk is, en brengt
ze personages tot leven die je nooit meer zal vergeten.
Dat is niet anders in Prijs de dag voordat de avond valt, haar
tweede roman, die zich afspeelt aan het einde van de jaren negentig in een
broeierig Amsterdam. Hoofdpersonage IJzerwaren Eddy runt een winkel maar is
vooral de eigenaar van een aantal studioappartementen die hij aan vrouwelijke
studenten verhuurt. Enkel meisjes, inderdaad: na een overspannen gevecht met
een dronken student had hij dat besluit genomen: nooit nog zou hij aan jongens
verhuren.
‘Maar
met meisjes was je er nog niet. Aan meisjes mankeerde ook vanalles. De
razendmakende gewoontes van meisjes. Waar moest hij beginnen?’ <br
/>
Hun ondermaatse
muzieksmaak, rondslingerende bh’tjes: er is veel wat IJzerwaren Eddie ergert
wanneer hij zijn rondes door het pand doet en zijn job als conciërge ernstig
neemt. Tot hij op een dag een vondst doet in het appartement van een van zijn
huursters, die onder haar bed iets bewaart dat daar niet thuishoort. Het is een
object dat veel mysteries in zich draagt: hoe komt het daar en waarom? Is het
zeldzaam of toch niet zo? En vooral ook: draagt het leven in zich of is het
dood?
IJzerwaren
Eddie gaat op zoek naar een antwoord op zijn vragen en dat resulteert in een
dwalende tocht door Amsterdam:
‘Langs toeristen, joelende mannen, sommige verkleed,
vanwege naderend huwelijk. Eentje stond er voorovergebogen in prinsessenpak de
nacht op te geven. Hij kwam langs beveiligers met zilveren v-tjes op hun
pakken, een Febo.’
Het is de stad, bekeken door de ogen van de zonderling, de eenzame man
die een volstrekt eigen blik heeft op de wereld om zich heen en die houvast en
zekerheid zoekt middels de nodige principes en de macht die hij put uit zijn
status als conciërge. Want dat is IJzerwaren Eddie: een Einzelganger, die zich alleen al in de manier waarop hij eruit
ziet, onderscheidt van de wereld en de mensen om zich heen: een rood mutsje op
zijn kale hoofd moet de littekens van een mislukte haartransplantatie
verbergen, en onder dat mutsje ‘speurden zijn haaienogen heen en weer de gracht
af’. Want uiteindelijk is de zoektocht naar de ware aard van het object dat hij
vond, uiteraard vooral een zoektocht van IJzerwaren Eddie naar zichzelf.
Amsterdam : De
Harmonie 2016, 86 p. ISBN 9789076174761. Distributie: Elkedagboeken
deze pagina printen of opslaan