Poëzie

BOEKEN NR. 4, APRIL 2024

Sasja Janssen: Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica

door Erick Kila

Aandachtige lezing van Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica, de nieuwe bundel van Sasja Janssen (1968), levert een vorm van onbehagen op. Het ligt voor de hand om een selectie gedichten te beschouwen als het landschap van een ziel. Beelden, accenten en eigenaardigheden roepen bij de lezer dan een gevoel op dat iets zegt over de intentie en de urgentie van de poëzie.  

In een breed opgezet frame, waarin onder meer kunstenaars, dichters, minnaars, kleding, cosmetica, moeilijke woorden en citaten uit het Middelnederlands een rol spelen, neemt de dichteres een prominente plaats in. Dat kan natuurlijk, maar dan moet dit vertoon wel losgezongen zijn van ‘zichzelf’. Dan pas kan de dichter een spel spelen met bijvoorbeeld ijdelheid en oprecht spottend in de spiegel kijken. Janssens bundel ademt echter geen bevrijdende ironie, maar veeleer pedanterie.
 
Uit de nogal warrige tekst op de achterflap van Mijn vader zegt…  kun je iets opmaken over een zoektocht naar het wezenlijke bestanddeel van ‘het heden’. Aan het eind van de bundel, in het gedicht aangehoorde tijd, wordt hier iets definitiefs over gezegd:
 
‘[…] werden und vergehen
 
twee werkwoorden uitbundig genoeg om van te leven […]’
 
Tussen die twee werkwoorden kun je de onvoltooid tegenwoordige tijd ervaren. Door op andere plaatsen het ‘nu’ met van alles en nog wat te verbinden, ontstaat echter het effect van gekunsteldheid. Zo wordt in ‘het heden is een gramarijn’ een begrip uit een leerdicht van Jan van Boendale (1279 - ca.1350) in stelling gebracht. In een door Janssen aangehaald fragment formuleert Van Boendale de kwaliteiten waarover een ‘dichter’ moet beschikken:
 
‘Hoe dichters dichten sullen ende wat si hantieren sullen
Drie pointen horen toe
Elken dichtre, ende segghe u hoe:
Hi moet sijn een gramarijn,
Warachtich moet hi ooc sijn,
Eersaem van levene mede:
So mach hi houden dichters stede.’
 
Los van de fouten die Janssen maakt bij het overnemen van de Middelnederlandse tekst -- zelfs de achternaam van de dichter/moralist wordt verkeerd gespeld -- is haar gebruik van ‘gramarijn’ volkomen uit de lucht gegrepen. Het betekent ‘iemand die taalvaardig is’. Janssen noemt dit specifieke leerdicht de oudste poëtica in het Nederlands. Ze gaat hiermee voorbij aan de betekenis van ‘dichten’ in de middeleeuwen. Het was een algemene benaming voor stellen/schrijven. ‘Warachtich’ kunnen we Janssens zoekende vergelijkingen niet noemen. Het is dan ook niet eenvoudig om een gedicht te vinden dat de dikdoenerij een beetje relativeert.
 
‘derde spinsel
 
soms hebben we een filosoof nodig voor onze woorden en dingen
soms een psychiater om te weten dat we menselijk zijn, een kosmoloog
die ons opgeilt met zijn verstrekkende kennis, te wijd
om na te vertellen, een priester die seks tussen God en materie
stelt, waardoor we ons kunnen vermeerderen, soms een moeder
of vader voor duiding van een wereld van taxonomie
 
maar als ik op het mosveld sta
in de ommuurde tuin met in elkaar gekrulde varens
op een vroege maartse dag, dan heb ik zo veel nodig
dat ik te pletter word gedrukt door de neergestorte hemel’
 
Deze bundel biedt te weinig poëzie en te veel pose.
 
Sasja Janssen: Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica, Querido, Amsterdam 2024, 69 p. ISBN 9789021487847. Distributie L&M Books 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri