Het
is onderhand gebruikelijk dat het verschijnen van een biografie gepaard gaat
met een heruitgave van een paar klassieke titels van de gebiografeerde, in de
hoop opnieuw belangstelling voor zijn of haar oeuvre te kunnen wekken. In veel
gevallen lijkt dat niet meer dan een obligaat gebaar van de uitgever, en een
beperkte bloemlezing is dan al voldoende als doekje voor het bloeden.
Daarom is het des te
verheugender dat uitgeverij Querido het verschijnen van de biografie van Gerrit
Kouwenaar, Men moet, gepaard laat gaan met een fraaie editie van zijn
verzamelde poëzie. Het is een gul gebaar, dat zeker, maar vooral een daad van
literaire rechtvaardigheid. Tijdens zijn lange carrière verscheen al eerder een
dergelijke verzamelbundel, maar die bevatte uiteraard niet de daarna verschenen
gedichten. Kouwenaar zelf was trouwens behoorlijk kritisch over zijn eigen
poëzie, want herhaaldelijk stelde hij een beperkte bloemlezing van zijn eigen
gedichten samen. Ditmaal komt echter voor het eerst zijn globale loopbaan als
dichter beschikbaar voor geïnteresseerde lezers.
Myriam van Hengel laat het boek
beginnen met de bundel achter een woord
(1953), die Kouwenaar zelf achteraf als zijn eigenlijke debuut beschouwde. Het
is inderdaad een bundel met een aantal klassiek geworden gedichten, waarin de
dichter zijn maturiteit als vertegenwoordiger van de ‘experimentele’ poëzie op
briljante wijze openbaart. Daarna ontwikkelde Kouwenaar zich gaandeweg tot de
belangrijkste vertegenwoordiger van de zogenaamde ‘taalpoëzie’ of ‘autonome
lyriek’. Hier stond niet het lyrische ik centraal en al evenmin de wereld, maar
de taal zelf. Woorden creëren een eigen universum vol betekenis. In het geval
van Kouwenaar gaat het daarbij niet zozeer om absolute lyriek of
onbegrijpelijke woordenstromen, maar om een poging om zowel de wereld als de
mens te begrijpen via een verregaande exploratie van de taal als communicatie-
en expressiemiddel. Dat resulteert in een lyriek die het individuele tracht te
overstijgen door objectief geformuleerde zinnen, onpersoonlijke wendingen
(onder meer het befaamde ‘men’ waarmee Kouwenaar school heeft gemaakt) en
passiefconstructies. Tegelijk is er de intrigerende beeldspraak, die het
waarneembare en herkenbare onophoudelijk herformuleert, in een ander daglicht
plaatst. Het zijn stijlvormen die de poëzie van Kouwenaar in zeker opzicht
moeilijker maken maar tegelijk zorgen voor een unieke fascinerende diepgang.
In zijn latere
gedichten weet Kouwenaar zijn consequente poëtica om te zetten in gedichten die
tegelijk intens en relatief toegankelijk zijn. Vooral de bundels een geur van verbrande veren (1991) en totaal witte kamer (2002), die de
dichter schreef na het overlijden van zijn vrouw, lieten een enorme indruk na
op lezers. Zij zorgden voor een revival van Kouwenaars poëzie, en deze
‘definitieve’ editie is daarvan het beste bewijs.
Op de uiteindelijke
samenstelling van dit boek valt wel wat af te dingen. Myriam van Hengel maakte
in eerste instantie gebruik van de latere heruitgaven en bloemlezingen, waarbij
de dichter zelf zijn werk selecteerde en subtiel herschreef. Toch is haar keuze
aanmerkelijk ruimer, aangezien zij probeert de bundels zo volledig mogelijk aan
te geven: de weggevallen gedichten zijn in een soort van appendix opgenomen,
maar daardoor missen ze wel de samenhang die ze oorspronkelijk hadden. Positief
is ook dat hier de eerste bundels van Kouwenaar voor het eerst opnieuw
beschikbaar worden voor een lezerspubliek. De bundel die Kouwenaar liet drukken
bij de pensionering van zijn vader, vroege
voorjaarsdag (1941), laat zien hoe de dichter al vroeg een weg zoekt maar
verraadt onmiskenbaar de invloed van geliefde voorbeelden. Goede morgen haan (1949) is dan weer een unieke samenwerking van
Kouwenaar met de kunstenaar Constant Nieuwenhuys: geheel in Cobrastijl
versmelten handschrift en beeld tot één gezamenlijk kunstwerk. Dankzij deze
uitgave komt ook dat werk eindelijk (opnieuw) binnen het bereik van hedendaagse
lezers. Dit monumentale boek vervangt dan ook met glans al zijn voorgangers.
Gerrit Kouwenaar: Verzamelde gedichten, Querido, Amsterdam
2023, 926 p. ISBN 9789021482194. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan