Anders, maar erger
Het is best een dapper boek dat
Marente de Moor heeft geschreven. (Laten we zeggen: mensen die trigger
warnings nodig hebben, moeten De schoft gewoon maar helemaal niet
lezen. Echt). En aanvankelijk werkt het doorprikken van de do goody-good
bullshit (Pink Floyd, ‘Money’, voor wie te jong is om het citaat te
herkennen) die door enkele personages hier over ‘de vluchtelingenscrisis’ wordt
gespuid ook verfrissend. Het vervelende is alleen dat hoofdfiguur Tom Wilenski,
‘de schoft’, wie De Moor haar eigen geboortejaar, 1972, heeft geleend,
eigenlijk als enige genuanceerd wordt neergezet, terwijl alle overigen min of
meer karikaturen zijn. Zoals zijn met alle modieuze opiniewinden meewaaiende
hoofdredacteur. De drammerige weg-met-ons-vrouwenploeg (nu
ja,weg-met-allen-die-weigeren-te-erkennen-dat-alles-de-schuld-is-van-witte-Europese-mannen
dan) die het op de Middellandse Zee kruisende vluchtelingenreddingsschip van
stichting Archangel bematroost en bekapiteint. Wilenski’s uit Senegal
afkomstige kajuitgenoot Adama, die in de rol geduwd wordt van de wijze
niet-westerling…
Zoals men op de binnenflap van het stofomslag kan lezen: ‘Tom Wilenski,
een uitgerangeerde journalist, krijgt de opdracht om nog één reportage te
schrijven, over een groep vrouwen die vluchtelingen redt [...]. Eenmaal aan
boord van hun naamloze schip bekruipt hem het gevoel dat hij in de val is
gelokt. De vrouwen menen dat hij foute meningen is toegedaan en willen hem
kwijt, maar de Italiaanse kustwacht weigert het schip toegang tot de havens.
Dan besluiten ze uit te varen voor een nieuwe reddingsmissie. Voedsel en
brandstof raken op, de euforie van de geredde mannen slaat om in wanhoop en als
bij toverslag is zowel Sicilië als Malta uit de zee verdwenen. Tom vraagt zich
af of hij het schip ooit nog levend zal verlaten.’ En dat is voorbeeldig
samengevat.
Maar
dan, op zo’n vijftig pagina’s voor het slot, met nog de laatste twee van de
vijf hoofdstukken te gaan, als Tom inderdaad de angstige twijfel bekruipt of
hij ooit nog van dit ‘narrenschip’ af raakt, begint het in zekere zin pas.
Tot dan toe
heeft De Moor vanuit Wilenski’s gezichtspunt de paar dagen geschetst die aan
boord van het anonieme schip zijn verstreken sinds de opvarenden van een
rubberbootje – die niet ‘vluchtelingen’ mogen worden genoemd van de equipe,
maar ‘evacués’ – aan boord zijn genomen. Waarbij opvalt dat de journalist de
sfeer als nogal naargeestig en bedreigend ervaart; ‘ze haten hem’ is het
allereerste zinnetje van het eigenlijke verhaal, dat liegt er ook niet om.
En verder
hebben we in enkele flashbacks van zowel Wilenski’s jeugd als van zijn recente
verleden de hoofdzaken meegekregen. Je hebt zijn onuitstaanbare, egocentrische
moeder, heel links zoals de tijdgeest van de jaren zeventig dat dicteerde, maar
in wezen iemand die bemoei- en bedilzucht, zedenmeesterij en verlangen naar
exotiek verwart met engagement (inderdáád, hoe raadt u het zo: op zeker
ogenblik verdwijnt ze voor een poosje naar Latijns-Amerika). Je hebt zijn
weinig minder onuitstaanbare dochter Lauren, ‘de eeuwig verongelijkte Lau’, die
met de verbluffende arrogantie, en het zelfmedelijden, van een bepaald slag
twintigers vindt dat Wilenski’s generatie, hij zelf persoonlijk beslist niet
uitgezonderd, alles verkeerd heeft gedaan en de wereld drastisch heeft
verkloot.
En
dan is er ook nog Toms joodse, maar niet gelovige vader Boris, afkomstig uit de
destijds uitermate deprimerende maar nog altijd wel reëel existerende
Sovjet-Unie en dus iemand die je niet met te veel Marx aan boord moet komen,
overigens zonder in het minst in een rechtse reactionair te zijn veranderd: hij
heeft nog gestudeerd bij de Poolse antitotalitaire filosoof en ideeënhistoricus
Leszek Kołakowski, en je kunt moeilijk anders zeggen dan dat hij volstrekt
redelijk klinkt, de paar maal dat hij sprekend wordt opgevoerd. Net zoals Tom
zelf trouwens, die aan de wérkelijk progressieve ideeën uit de seventies
is blijven vasthouden en dan ook door alle ontwaakten die in dit boek op zijn
pad komen, voor op zijn minst een halve fascist wordt gehouden – het geeft De
Moor een paar maal amusant venijn in de pen. Het stond dus in de sterren
geschreven dat het huwelijk van zijn ouders op een scheiding zou uitdraaien –
dat zijn moeder, uiteráárd, al snel aan de bezeten geobsedeerdheid door Israël
ten prooi viel die tot de huidige dag grote delen van westers uiterst links
teistert, zou dat proces alleen maar versnellen.
Maar net als je denkt, oké, De
Moor tekent hier, niet heel subtiel trouwens, het portret van een bepaald soort
vervelende mensen, slaat het verhaal helemaal om. (Het portret namelijk van
mensen die nooit twijfelen, met overtuigingen van staal en beton, en als
bepaalde feiten die overtuigingen tot op niets gebaseerde lariekoek dreigen te
doen verbleken, dan worden die feiten óf weggeredeneerd, óf ijskoud ontkend.
Het ideologische machtswoord luidt bijvoorbeeld dat vluchtelingen, excuus,
evacués niks verkeerds kúnnen doen, en doen ze tóch wat verkeerds – de
scheepsarts van het vrouwenschip wordt verkracht –, dan is het op de een of
andere manier niettemin nooit hun schuld, maar die van de samenleving waar ze uit
voortkomen, of anders wel van de hen ontvangende westerse samenleving.)
Die, laten we zeggen,
fantastische of gehallucineerde omslag (nee, geen details; dat De schoft
begint als een realistische roman maar eindigt als een soort parabel zal hier
moeten volstaan) sluit qua toon enigszins aan bij de, cursief gezette,
mythologische vignetten over godinnen en vrouwelijke heiligen (die laatste uit
de middeleeuwse Legenda aurea van Jacobus de Voragine) die her en der
door de tekst zijn gestrooid. Die hebben bijna allemaal gemeen dat ze gaan over
het lichamelijke geweld dat vrouwen is aangedaan die zich niet wilden
onderwerpen. Sint-Agatha van Sicilië bijvoorbeeld, in de derde eeuw geboren in
Catania, werd tijdens de zoveelste Romeinse christenvervolging barbaars
gemarteld omdat ze haar geloof niet wilde afzweren: haar beide borsten werden
afgesneden (afgehakt, met gloeiende tangen van haar lijf gescheurd… De
sadomasochistisch geprikkelde verbeelding van (mannelijke) vertellers en
kunstenaars heeft zich hier zeer levendig en creatief in betoond; het bekende
schilderij van Zurbarán, dat ook voor het omslag van deze roman is gebruikt, is
overigens juist heel ingetogen en welhaast ongewild komisch: het lijken wel
twee puddingen die de heilige daar op een zilveren schaal aandraagt).
Dat is ook het punt
waarop De Moor mij als lezer toch een beetje kwijtraakt. Geweld tegen vrouwen
aan de kaak stellen: volstrekt niets verkeerd mee. Idem idem met de
vluchtelingenellende rondom en op de Middellandse Zee en met de ideologische
starheid en verblinding van sommige mensen – de zeer tot’ Prinzipienreiterei
geneigde en dan ook Duitse kapitein van het schip bestaat het op zeker ogenblik
deze stuitende uitspraak te doen: ‘Niet alle revoluties zijn gewelddadig. Die
in Iran in 1979 is vreedzaam verlopen. Daar is het goed gegaan.’ Wat mij
evenwel ontgaat, is het verband tussen deze drie thema’s.
Ja, die verkrachting (die vervolgens overigens door de
betrokken vrouwen zelf, de arts en de kapitein, ontkend wordt): uiteraard is
dat een gewelddaad, maar voor zover er in het boek überhaupt van dreiging
sprake is die van de geredde vluchtelingen, allemaal moslims, zou uitgaan,
wordt gesuggereerd dat die tegen Tom Wilenski is gericht, en nadrukkelijk niet
tegen de vrouwelijke scheepsbemanning. Ook de massale, miljoenenvoudige
verkrachtingsgolf die samen met het Rode Leger in 1945 over Midden-Europa
spoelde (en zelfs vrouwelijke overlevenden van de kampen niet spaarde...) is in
de roman gemonteerd, via herinneringen van Toms Oekraïense vader, en ook de
huidige oorlog in Oekraïne komt om die zelfde reden nog aan de orde, maar in
alle eerlijkheid: ik kan geen dwingende samenhang tussen de verschillende
verhaalelementen ontdekken. Het is beslist geen straf deze roman te lezen, maar
erg beklijvend vind ik hem niet.
(En hij had een nog net iets zorgvuldiger redactie kunnen
gebruiken. ‘Brussel Midi’ bestaat niet: het is óf ‘Brussel-Zuid’ óf
‘Bruxelles-Midi’, mét koppelteken trouwens. Het is ‘duizend keer zoveel als’,
niet ‘… zoveel dan’, en een tekst die wordt overgeschreven is echt iets anders
dan een tekst die wordt overschreven. En was Jezus niet ‘de meest mannelijkste
vent’? Allicht niet, nee. Cassatina d’Agatha? Nee, die gebakjes die op
Sicilië en elders gebakken worden ter ere van de heilige heten, als het
meervoud wordt bedoeld, toch echt cassatine di Agata (of beter: di
Sant’Agata). En die graaf van Alexandre Dumas was van Monte-Cristo, niet
Monte Christo. Ach ja.)
Al moet gezegd dat het motto (uit Lampedusa’s Tijgerkat)
werkelijk zeer goed gekozen is:
‘Dit alles zou niet zo mogen blijven, maar het blijft zo
voorgoed, wat de mens “voorgoed” noemt, welteverstaan: een eeuw, twee eeuwen...
Daarna zal het anders zijn, maar erger. Wij waren de tijgerkatten, de leeuwen.
Zij die onze plaats innemen zullen de jakhalzen zijn, de hyena’s. En wij
allemaal, tijgerkatten, jakhalzen en hyena’s, beschouwen onszelf als het zout
der aarde.’
Marente
de Moor: De schoft, Querido, Amsterdam 2023, 221 p. ISBN 9789021475530.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan