Letterkunde

BOEKEN NR. 3, MAART 2023

Yves Kerremans en Noël Slangen: De eeuw van Marc Sleen

door Christophe Van Eecke

Na de grote bundeling van de interviews die Marc Sleen tijdens zijn leven gaf, brengen auteurs en Nerologen Yves Kerremans en Noël Slangen nu een groot biografisch koffietafelboek over de geestelijke vader van Nero waarin zij alle grote mijlpalen en thema’s uit Sleens leven hoofdstuksgewijs belichten. Dat alles wordt zeer ruimhartig geïllustreerd met een keur aan afbeeldingen, in grote mate zijn dat originele stroken, titelplaten en tekeningen die nooit eerder werden gepubliceerd. Op die manier krijgt de kijker niet alleen een inkijkje in de creatieve keuken van Sleen, maar wordt ook de veelzijdigheid van zijn oeuvre toegelicht.  

Deze uitgave, die eind vorig jaar de honderdste geboortedag van Sleen en de vijfenzeventigste verjaardag van het eerste optreden van Nero als dagbladverschijnsel markeerde, richt zich in de eerste plaats op fans en bewonderaars, maar ook op iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van het vaderlandse beeldverhaal. Zoals de auteurs aangeven, zijn veel uitspraken van Sleen in deze uitgave ontleend aan het eerdere interviewboek, waarmee deze verjaardagspublicatie duidelijk in dialoog staat. Maar de voornaamste aantrekkingskracht gaat natuurlijk uit van de prachtige iconografie, die voor geen enkele Nero-fanaat te versmaden is. De kwaliteit van zowel het bronmateriaal als de reproducties is uitmuntend.
 
Het boek zelf is niet geheel chronologisch opgebouwd en bevat ook thematische hoofdstukken. Hierdoor ontstaat mozaïekgewijs een divers beeld van Sleen, met bijzondere aandacht voor zijn strubbelingen met de censuur (met name over politiek gekleurde karikaturen), de rol van zijn grote liefde Mady in zijn leven, de manier waarop zijn tweede liefde Catharinea Kochuyt zijn blik op vrouwenzaken veranderde, het beeld dat hij van zijn geliefde Afrika creëerde, en uiteraard ook de meest traumatische ervaringen uit zijn leven: het verlies van zijn kind en zijn gevangenschap in de harde handen van de nazibeulen.
 
Doorheen deze hoofdstukken brengen Kerremans en Slangen belangrijke nuanceringen aan. Wie zich bijvoorbeeld blind staart op de vaak karikaturale afbeelding van zwarten in Sleens werk (waarin trouwens iedereen tot karikatuur werd) gaat voorbij aan het feit dat Sleen met Petoetje de eerste volwaardige en niet-karikaturale zwarte hoofdfiguur creëerde in een Vlaamse strip, lang voor iemand anders dat deed. Sleens visie op de vrouw kan dan misschien maar moeilijk verlicht worden genoemd, Madame Pheip blijft toch een voorbeeld van vrouwelijke zelfredzaamheid, naast het feit dat zij een formidabel personage is dat zich onuitwisbaar in de herinnering van elke lezer heeft geprent. En tenslotte valt er toch wel iets te zeggen tégen mensen die goedbedoelde karikaturale kolder bij definitie als een aanslag op de menselijke waardigheid beschouwen. Leren lachen lijkt een medicijn.
 
De auteurs merken terecht op dat Sleen het Belgische surrealisme samenbracht met de Vlaamse volksaard: die combinatie is de bron van de Sleeniaanse karikatuur. Het is vanuit deze optiek dat de antiheld Nero het best te begrijpen is, de verpersoonlijking van de kleine kantjes van de stereotiepe Vlaming, maar ook een figuur als Tuizentfloot, die als een losgeslagen Freudiaans id door de strips raast. Tegelijk werd die kolder ook voortgebracht door de omstandigheden: Sleen werkte zijn hele leven aan een hels tempo om de krantenpublicatie van zijn dagelijkse stroken een week voor te zijn. Dat betekende onder meer dat nieuwe verhalen of verhaallijnen soms werden opgestart zonder dat Sleen een idee had hoe dat allemaal moest eindigen. De Nero-strips tekenen was in die zin vergelijkbaar, niet met het werken aan een rijdende trein maar met het bouwen van die trein. Er was gewoon geen ruimte voor stilvallende inspiratie. Dat resulteerde in de georganiseerde chaos van het surreële Neroversum.
 
Het blijft een schande dat er, in tegenstelling tot het werk van Vandersteen (die door Sleen in Ons Volk werd gelanceerd en later kansen kreeg die Sleen werden onthouden), nog steeds geen systematische integrale editie van de oorspronkelijke Nero-albums is opgezet. Tegelijk blijft het ook wachten op een degelijke biografie. In dat opzicht biedt deze uitgave trouwens weinig nieuwe inzichten voor wie de sublieme interviewuitgave van kaft tot kaft heeft gelezen. De eeuw van Marc Sleen blijft dan ook in eerste instantie een prachtig kunstboek. Voor de lezer die weinig vertrouwd is met Sleens leven en werk zijn de teksten bovendien verhelderend en veelomvattend en biedt dit boek een zeer fraaie introductie tot de man en zijn werk. Wie wel met Sleen vertrouwd is, zal sowieso de iconografie niet willen missen en leest de hoofdstukken met evenveel plezier nog eens door.
 
Yves Kerremans en Noël Slangen: De eeuw van Marc Sleen, Davidsfonds, Leuven 2022, 352 p. ISBN 9789022338735. Distributie Standaard Uitgeverij

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri