Een herziene, actuele en erg vlot lezende vertaling van Le
Spleen de Paris, een verzameling 'gedichten in proza' van Charles
Baudelaire (1821-1867), de dichter van het onvergelijkelijke Les fleurs du
mal, dat hem samen met deze postuum verschenen 'prozagedichten' eeuwige
roem heeft bezorgd.
Gelukkig heeft men in deze bewerking het ambivalente woord 'spleen'
onvertaald gelaten. In dit geval mag het immers niet als melancholie worden
omschreven, zeker niet voor de al even ambivalente persoon die Baudelaire zelf
was. Geen man van vage stemmingen, maar iemand die zijn diepliggende
onlustgevoelens uitdrukt in wat de Franse criticus Roger Blin het
'veroveringsprincipe' noemt. 'Spleen' is bij Baudelaire het symbool van
onbevredigdheid; geen passieve houding dus, maar een actieve, op het heden en
op een altijd naar 'ergens anders' gericht verlangen gericht, dat dikwijls
provocatief wordt geuit.
De diversiteit in deze vijftig prozastukken is te groot om
ze thematisch te duiden of onder één literair-filosofische noemer te vatten.
'We kunnen erin lezen wat we willen', zegt de vertaler in zijn nawoord terecht.
Want deze stukjes zijn zowel inhoudelijk als naar de vorm erg verschillend,
dubbelzinnig en gespleten. Ze kondigen, meer nog dan in Les fleurs du mal
de moderniteit aan.
Soms zijn het sociaal getinte anekdotes die
aan Dickens doen denken ('Het speelgoed van het arme jongetje', 'De ogen van de
armen'), mythologische teksten in de trant van Aloysius Bertrand ('De
verlokkingen of Eros, Plutus en de roem'), lyrische ontboezemingen ('Avondschemering'),
dagdromen zoals in 'Plannen'
('Waarom mijn lichaam dwingen van plaats te veranderen, als mijn ziel zo lenig
reist?') of grimmige sprookjes ('De gaven van de feeën').
Een aantal teksten werden naar
vorm of naar inhoud direct geïnspireerd door tijdgenoten zoals Toergenjev ('Portretten
van minnaressen'), de dichter Alfred Tennyson in 'De gulle speler' ('uit
afschuw van verveling en uit onsterfelijk
verlangen meeslepend te leven'), of zijn alter ego Edgar Allan Poe ('de
verwondering, die een van de meest verfijnde vormen van genot is'). ('Een
heldhaftige dood' en 'Het touw').
Maar ook klassieke auteurs leveren ideeën, zoals Laurence
Sterne die in een van de laatste twee, zeer humoristische stukjes, met name
wordt aanroepen met een verwijzing naar diens A sentimental journey through
France and Italy. ('De goede honden').
De verhalen betekenden ook
herkenning en inspiratie voor latere auteurs, zoals Marcel Proust ('0, jazeker!
De Tijd is weer verschenen; regeert nu volop, en met de afzichtelijke grijsaard
is zijn hele demonische stoet van Herinneringen, Wroegingen, Krampen, Vrezen,
Angsten, Nachtmerries, Driftbuien en Zenuwschokken teruggekomen.'). ('De
dubbele kamer')
Voorafnames lezen we op Kafka in 'Ieder zijn chimaera' ('Ieder van hen
droeg een reusachtige Chimaera op zijn rug [...] veroordeeld om voor altijd te
blijven lopen.'), op Dostojewski in 'De weduwen', en zelfs op Bertold Brecht
bij de beschrijving van een gevecht om gebak dat eens verkruimeld voor niemand
meer eetbaar is.('Gebak')
Het spleen van Parijs : een heerlijk schurend boekje
dat als vuurwerk op de kermis in de meest verrassende literaire kleuren uiteenspat.
Charles
Baudelaire, Miro Svolik: Het spleen van Parijs. Kleine prozagedichten,
Voetnoot, Amsterdam 2021, 200 p. ISBN 9789491738692. Vertaling van Le spleen de
Paris door Jacob Groot. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan