Elke stem een ander verhaal
Ze waren met
ongeveer 9.000, de Joden die uit Italië werden gedeporteerd, of werden vermoord
in Italië en de landen die Mussolini bezet hield tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Hun namen staan allemaal (!) in alfabetische volgorde
opgeschreven op de pagina's 167 tot 265 van dit boek. Een paar bladzijden
verder staat een kopij van een 'onvolledige lijst met gewezen leden van Actie
T4', nazi's die een raszuiverend euthanasieprogramma uitvoerden, onder meer in
1943 in Triëst en omgeving. Daarna volgt een biografie van elk T4-lid, soms
geïllustreerd met een foto, soms met een fragment uit een verhoor van daders of
slachtoffers van tijdens de naoorlogse Neurenbergprocessen.
De lijsten in deze epische
'documentaire roman' illustreren de mantra 'achter elke naam schuilt
een verhaal', die om de zoveel bladzijden opduikt, en tonen daarmee de
grenzeloze ambitie van de roman en zijn onvermijdelijke falen. Want hoewel dit
veelstemmige boek (dat tevens een journalistiek onderzoek, een encyclopedie en
een kroniek is) overloopt van kleine en grote (historische) personages, kan het
nooit iedereen een stem geven. De poging is daarom echter niet minder
indrukwekkend.
Zonneschijn van de Kroatische auteur Daša Drndić vertelt het
verhaal van de oude Haya Tedeschi, die graaft in het verleden op zoek naar haar
verloren zoon. Anno 2006 zit ze in haar kamertje bij een rode mand met al de
documenten, brieven, knipsels en foto's die ze heeft bijgehouden, en die deze
roman langzaam vorm geven en het verhaal van haar verdwenen zoon reconstrueren.
Haya woont in het Italiaanse grensstadje Gorizia, een mini-Berlijn tijdens de
Koude Oorlog met aan de andere zijde van het Gordijn het
Joegoslavisch-Sloveense Nova Gorica. Zonneschijn is daarom ook de
kroniek van het in de twintigste eeuw fel geteisterde stadje, 'die
miniatuurkosmos aan de voet van de Alpen [...] langs de grenslijnen van
ineengestorte keizerrijken'.
Als Haya wordt geboren in 1923 is de Eerste Wereldoorlog al
voorbij, maar met scherpe cijfers herinnert Daša Drndić er nog even aan
hoe fel de eerste wereldbrand in de regio heeft gewoed. In de jaren twintig
raakt Italië in de ban van het fascisme en Haya's moeder Ada in die van
D'Annunzio. Eind jaren dertig trekt Haya's familie naar Napels. Heel minutieus
beschrijft Drndić hoe Mussolini het land in zijn greep krijgt. Daarbij schetst
ze ook een aandoenlijk portret van de Napolitaanse wiskundige Renato
Caccioppoli, die dapper en luidruchtig opstaat tegen het fascisme. De
Tedeschi's verhuizen vervolgens naar het Albanese Vlorë en later, in 1943, naar
Tirana, waar de toekomstige dictator Hoxha een drankenwinkeltje uitbaat. Op
straat ziet de ondertussen twintigjarige Haya lijken liggen, maar ze begrijpt
het allemaal niet zo goed.
Het is een verhaal
van parallelle werelden, want Haya realiseert zich pas op haar oude dag hoe
gruwelijk de twintigste eeuw is geweest voor Gorizia, voor Italië en Europa.
Zij ging vrolijk naar Duitse films kijken terwijl tezelfdertijd in haar stad
Joden en partizanen op transport werden gezet (de transporten worden allemaal
met nummer genoemd in een lijst), en terwijl Ada koekjes bakte voor de naburige
Duitse kazerne en vader Florian tevreden was met het nieuwe schoeisel dat de
Duitsers aan de lokale arbeiders schonken. Het verhaal wordt vervolgens
onderbroken door een hallucinant interview met de nazi Walter Stier, die het
spoorwegennet van het Duitse rijk optimaliseerde met het oog op de 'speciale
transporten'.
Als
de nazi's na de val van Mussolini de boel overnemen en in de regio van Gorizia
hun Adriatisches Küstenland installeren, komt Haya's verhaal pas goed op dreef.
Een voor een marcheren bekende en minder bekende Duitsers Gorizia en daarmee de
roman binnen. In 1944 zullen ze in Triëst een oude rijstverwerkingsfabriek
ombouwen tot een transitkamp mét gaskamer. Het gaat om de Risiera di San Sabba,
het enige concentratiekamp op Italiaanse bodem. Met de gedetailleerde
beschrijving van het kamp, waar meer dan 3.000 gevangenen omkwamen, en de foto's
erbij kan je er met dit boek in de hand zo op bezoek gaan. De buslijnen en
openingsuren staan hier immers ook vermeld.
In januari 1944 stapt de knappe
SS-Untersturmführer Kurt Franz de kantoorboekhandel binnen waar Haya werkt.
Niet veel later bevalt Haya van zijn zoon, Antonio, die enkele maanden later
wordt ontvoerd. Jarenlang blijft Haya in het ongewisse, maar het proces in 1976
tegen de beulen van de Risiera schudt haar wakker, en ze begint een pijnlijke
speurtocht die via Treblinka uitkomt bij Himmlers Lebensbornproject. Op haar
zoektocht ontmoet ze lotgenoten die al veel vroeger op zoek zijn gegaan naar
antwoorden.
Drndić,
die het
fictieve verhaal van Haya doorspekt met historische feiten en personages (onder
wie ook Joseph Ratzinger, Madeleine Albright, Arnold Schwarzenegger en Ian
Buruma), gaat hier heel nauwgezet aan de slag met haar bronnen. Voortdurend
wordt de bron bij naam genoemd, noemt een geciteerde informant een andere bron
bij naam (waardoor een web van raamvertellingen ontstaat), duiken er adressen,
datums, harde cijfers op. Neem daarbij de interviews, getuigenissen,
opsommingen en voetnoten, en je krijgt een gecompliceerd, waarheidsgetrouw
verhaal.
Ook
literaire beroemdheden kruisen de paden van de fictieve familie Tedeschi. Drndić pleegt zelf een
aantal Magrisiaanse zinnen, waarbij, net zoals in het oeuvre van de auteur van Donau,
de Geschiedenis als een personage optreedt. 'De Geschiedenis besluit zich
schuil te houden en kort onder te duiken. "Ik moet uitrusten", zegt
de Geschiedenis, ze keert het heden de rug toe, pakt haar ratels en met
achterlating van een vreselijke rotzooi, een kolossale chaos, [...] stijgt ze
als een soort heks, hels giechelend, ten hemel.' In de psychiatrische kliniek
van Gorizia ontmoet Haya's door alcohol verteerde moeder de dichter Umberto
Saba (1883-1957), wiens verzen her en der worden aangehaald.
Zonneschijn hoort op de
boekenplank naast Kaputt van Curzio Malaparte, 54 van het
Italiaanse collectief Wu Ming, Omega Minor van Paul Verhaeghen, Microcosmi
van Claudio Magris en Götz en Meyer van David Albahari. Al deze
panoramische boeken evoceren de meerstemmige (oorlogs-)Geschiedenis. Ze zijn
geschreven door auteurs die elk op hun manier hebben geprobeerd het koor van
grote en kleine mensen, van daders en slachtoffers te laten weerklinken. Bijna
op het einde van Drndić' roman ontmoeten we in de trein naar Gorizia een vrouw die
met meerdere stemmen praat. Het plots opgedoken ik-personage verzucht: 'O, wil
ik haar zeggen, alstublieft niet over stemmen, zolang het niet over stemmen
gaat.' Elke stem vertelt immers een ander verhaal.
Ten slotte is Zonneschijn
een aanklacht. Er zit veel ingehouden verontwaardiging in over de hypocrisie
van het Rode Kruis in het zogenaamd neutrale Zwitserland, over de kerk die
verloren of gestolen Joodse kinderen liet dopen en zelfs na de oorlog verstopte
voor de ouders, of over de nagenoeg onbekende maar 's werelds grootste
archieven over de Tweede Wereldoorlog in het Duitse Bad Arolsen, die helaas
niet zomaar toegankelijk zijn. Als het mysterie van de verdwenen zoon bijna is
opgelost, schrijft Drndić: 'waarom zouden we onderzoek doen, het leven gaat voort, je
moet naar de toekomst kijken, houden mensen zichzelf voor, zeggen ze tegen
anderen, tegen ons, overal wordt zo gesproken, thuis, op school, vanaf de
bühne, zo praten ouders, vrienden en politici; zo praten priesters, de kerk als
geheel.' Dat kan tellen als uitspraak in het streng katholieke Kroatië, dat nog
steeds niet in het reine is met z'n geschiedenis. Maar misschien geldt dat ook
wel voor de rest van Europa.
Daša Drndić: Zonneschijn, De Geus, Breda 2010, 476
p. ISBN 9789044513752. Vertaling van Sonnenschein door Guido Snel
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswolf 2010
deze pagina printen of opslaan