Er zijn verschillende soorten dagboekschrijvers. Je hebt er die alle
schijnbare banaliteiten in hun leven krampachtig noteren om orde in hun bestaan
te scheppen - type Hans Warren -, er zijn schrijvers die spelen met de grens
tussen autobiografie en fictie, zoals Atte Jongstra in zijn pas verschenen Klinkende
ikken doet, en voor andere auteurs zijn hun persoonlijke aantekeningen dan
weer een vorm van meditatie. Tot die laatste categorie behoort Arthur Japin,
van wie in de prestigieuze reeks 'Privé-domein' dagboeknotities uit de periode
2000-2007 verschenen zijn.
Niet toevallig is er voor deze tijdspanne gekozen: het is
immers de periode van zijn grote doorbraak. Japin oogst in Nederland, maar ook
internationaal, succes met De zwarte met
het witte hart, de filmversie van zijn debuut Magonia, hij krijgt de
Librisprijs voor Een schitterend gebrek en hij schrijft het
boekenweekgeschenk. Wat je te lezen krijgt, is het relaas van die successtory:
Japin is voortdurend op reis om voor te lezen uit z'n werk, wordt aangeklampt
door fans of werkt aan een bewerking van een van zijn teksten.
Doorheen die verhalen toont de auteur zich echter een
bijzonder gevoelig mens. Hij voelt mee met outcasts, niet zelden moet hij
huilen, en het hele dagboek staat vol intieme bedenkingen over liefde, leven en
dood. Japin blijkt zijn langdurige relatie met zijn partner wat te verruimen
tot een driehoeksverhouding, wat tot twijfels leidt, maar nooit een
noemenswaardig probleem wordt. Vanuit die ervaringen noteert hij een aantal
(pseudo)filosofische beschouwingen over de liefde in al haar
verschijningsvormen (seksuele relaties, vriendschap, ouderliefde,
naastenliefde).
Niet zelden weet Japin te raken
in deze fragmenten, net zoals hij met zijn romans ontroert, maar een enkele
keer lijkt het allemaal pose, een façade waarachter de ware schrijver zich
verbergt. Opvallend in die context is dat je in dit boek Japin nooit echt aan
het werk ziet. Je vraagt je af wanneer deze man zijn populaire boeken schrijft.
Zijn schilderwerk, daarover heeft hij het nog wel eens, maar zijn schrijfarbeid
blijft buiten beeld. Zo zitten er wel erg weinig poëticale passages in dit
boek, net een van de redenen waarom je als lezer geïnteresseerd zou kunnen zijn
in egodocumenten van auteurs. Waar Japin het toch heeft over zijn
literatuuropvattingen, is dat erg verhelderend. Zo blijkt hij de roman niet te
zien als een weergave van de werkelijkheid, maar als een labo waarin
mogelijkheden worden uitgeprobeerd.
Tegen de achtergrond van een van
de woeligste periodes in Nederland - de controverse rond het huwelijk van de
kroonprins met Maximá, de moorden op Fortuyn en Theo van Gogh - beschrijft
Japin zijn eigen kleine en grote geluk. Er spreekt een tevreden man uit die
vaak prachtige inzichten heeft, maar spannend is dit niet. Voor boeiende
persoonlijkheden moet je in Japins romans zijn.
Arthur Japin: Zoals
dat gaat met wonderen. Dagboeken 2000-2007, De Arbeiderspers, Amsterdam 2011,
464 p. : ill. ISBN 9789029573658. Distributie
L&M Books
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswolf 2011
deze pagina printen of opslaan