Tomas Lieske geniet een ruime bekendheid als
prozaschrijver maar ook als dichter. In 2007 werd hij trouwens bekroond met de
VSB-Poëzieprijs, terwijl zijn roman Franklin
enkele jaren daarvoor de Librisprijs won. Dat Lieske zich niet zoveel aantrekt
van de traditionele scheiding tussen de genres, blijkt zeker uit zijn recente
‘dichtbundels’, die zowel poëtische als prozaïsche fragmenten bevatten en in
feite de genre-indeling overstijgen.
In Daedalea (2016) koos Lieske al voor Parijs als decor van een
multiculturele samenleving. In die ruimte voerde hij een aantal Afrikaanse
inwijkelingen op die, onder impuls van Keto Stiefcommando, op straat een
toneelspel opvoeren over Mosje (een kruising van Noach en Mozes) die de
maatschappelijke verschoppelingen zou wegvoeren naar een beloofd land. Dat
ambitieuze literaire project resulteerde in een bijzonder hybride tekst, met
verhalende fragmenten en een heel aantal stemmen die ook poëtisch tot
uitdrukking kwamen. In zijn jongste bundel, Keto
Stiefcommando, bouwt hij voort op dat schema, maar ditmaal is de scheiding
tussen gedichten en commentaren in proza opnieuw helderder.
De overkoepelende idee is een stoet,
waar de personages beeltenissen meedragen van allerlei idolen, die ze in
tijdschriften hebben leren kennen. Die personages (chronologisch gerangschikt
naar hun overlijdensdatum) zijn bijzonder heterogeen, van Jeanne d’Arc tot de
call girl Christine Keeler, van Eiffel of de luchtvaartpionier Blériot tot
staatslui of de schilder Francis Bacon. Ze symboliseren op die manier de
diversiteit van ons culturele geheugen, maar in feite ook de verbrokkeling van
een eenduidig pantheon van grootheden tot een onoverzichtelijk amalgaam van
woorden. Volgens het verhaal van de bundel zouden die foto’s in een optocht
meegedragen worden naar de basiliek van Saint-Denis, waar veel beroemdheden
werden begraven. Tegelijk schrijven de diverse personages een gedicht waarin ze
de kindertijd van hun helden oproepen. De thematische verscheidenheid zou zo
moeten uitmonden in een groot aantal tonen en stijlen, maar in de praktijk
blijkt het toch moeilijk om die vele ‘dichters’ uit elkaar te houden. Elke
spreker heeft wel zijn eigen voorkeuren en typische woordkeuze in de
begeleidende commentaren, maar die accenten krijgen in de gedichten zelf veel
minder nadruk. Dat verstevigt ongetwijfeld de coherentie van het project, maar
tegelijk ondermijnt het gedeeltelijk het opzet ervan.
Hoe dan ook zijn de resultaten
fascinerend. Het is boeiend om zien hoe de Afrikaanse sprekers hun eigen
migratieachtergrond verwerken in hun teksten, waardoor een andere visie tot
stand komt dan de clichés uit onze ‘vaderlandse’ geschiedenis. Schandaaltjes
worden niet uit de weg gegaan en helden vallen van hun voetstuk. Nog
interessanter zijn de verzen in de ik-vorm, die de historische personages zelf
aan het woord laten komen. Hier is sprake van vragen, van anekdotes, van
alternatieve interpretaties. Telkens is de dichter Lieske echter duidelijk
aanwezig, met zijn voorkeur voor een barokke taal, voor opsommingen en
uitwaaierende zinnen. Ondanks de bijzonder ingewikkelde structuur – Graat
voorziet de bundel nog eens van commentaren over de stoet, terwijl Keto
Stiefcommando nog eens een ander personage introduceert – is de bundel een
overtuigend geheel. Lieske laat zien dat hij een belangrijk schrijver is,
iemand die met beide voeten in deze tijd staat, maar daarbij niet uit het oog
verliest dat de kracht van poëzie niet (enkel) ligt in de boodschap maar vooral
in de energieke taalbouwsels.
Tomas Lieske: Keto Stiefcommando, Querido, Amsterdam 2019,
111 p. ISBN 9789021416731. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan