Poëzie

BOEKEN NR. 11, DECEMBER 2018

Vladimir Nabokov: Verzamelde gedichten

door Laurent De Maertelaer

Geen muziek verhevener dan stilte
 
Huub Beurskens valt in het voorwoord van zijn vertaling van de verzamelde verzen van Vladimir Nabokov (1899-1977) meteen met de deur in huis: er staan in de bloemlezing wel degelijk minder goede gedichten. Om de succesauteur van Lolita dan maar weg te zetten als een ‘mislukt dichter’ — zoals ‘collega’ Russische balling, Nobelprijslaureaat en dichter par excellence Joseph Brodsky, Nabokov ooit noemde — is volgens Beurskens dan weer een stap te ver: ‘Deze collectie bevat heerlijke dingen.’
 
Nabokov en de demon poëzie
In 1926 verscheen Nabokovs romandebuut Masjenka (‘Marie’), bij een Russischtalige uitgever in het bloeiende Berlijn van de migrantenliteratuur. Hij publiceerde het boek onder zijn pseudoniem V. Sirin, naar een vogelachtig fabeldier uit de Slavische mythologie. Nabokov stamde uit een oude adellijke familie: zijn vader was een advocaat, journalist en bekend liberaal politicus die lid was van de Doema; zijn moeder de erfgename van een grootvader die fortuin had gemaakt in de goudmijnindustrie. Na de Oktoberrevolutie waren de Nabokovs gevlucht, eerst naar de Krim, om zich later, begin 1919, voor korte tijd te vestigen in Engeland. Nabokov vatte toen zijn studies aan in Cambridge, zoölogie en Slavische plus Romaanse talen. In 1920 verhuisde de familie naar Berlijn, waar Nabokovs vader het émigré-tijdschrift Roel (‘Het roer’) oprichtte. In 1922, na het voltooien van zijn studies, voegde Nabokov zich bij zijn familie in Berlijn en publiceerde vanaf de start van het magazine geregeld poëzie in Roel.

Nog voor de publicatie van Masjenka had de jonge Nabokov al meerdere dichtbundels gepubliceerd. In het elfde hoofstuk van zijn autobiografie Spreek, geheugen (1967) schetst Nabokov een beeld van hoe hij als vijftienjarige in de greep raakte van ‘de doffe drift van het dichten’ in de zomer van 1914. Dankzij zijn kosmopolitische opvoeding was hij al op vroege leeftijd perfect drietalig. Bij de Nabokovs thuis sprak men Russisch, Frans en Engels. Als prozaschrijver publiceerde Nabokov in deze drie talen, maar het meest in het Engels en het Russisch. Zijn poëzie schreef hij daarentegen grotendeels in het Russisch. In 1916, toen de Nabokovs nog in Rusland leefden, verscheen een eerste bundeling, Stichi (‘Gedichten’). Twee jaar later kwam er nog een korte verzameling, Almanach: dva poeti (‘Almanak: twee wegen’), dat eveneens gedichten bevatte van Nabokovs schoolkameraad Andrei Balasjov. Grozjd (‘De tros’), een bundel met 36 gedichten, volgde in 1922 en een jaar later verscheen Gorni poet (letterlijk ‘het bergpad’, in het Engels vertaald als The Empyrean Path), met maar liefst 128 gedichten.
 
Nabokov schreef duizenden gedichten, maar slechts een klein deel hiervan werd ooit gepubliceerd. Dat kwam omdat de dichter Nabokov een dubbele houding had ten aanzien van zijn poëzie en de publicatie ervan afwendde of dwarsboomde. Enerzijds kon hij zijn creativiteit kwijt in zijn verzen, die hij vaak beschouwde als voorstudies of schetsen voor zijn scheppend proza; anderzijds voelde hij zich te beperkt door het genre, met zijn prosodische regels en vormelijke voorschriften. Bovendien onderhield hij zijn leven lang een zekere schroomvolle terughoudendheid ten aanzien van zijn gedichten, hij had er een soort haat-liefdeverhouding mee. Nabokov greep geregeld naar de dichtersharp, maar daalde met groeiende tegenzin van de Parnassus af.
 
Na Masjenka kwam de poëtische output van Nabokov op een lager pitje te staan. De belangrijkste reden hiervoor was simpelweg dat hij zich meer ging toeleggen op proza. Ten bewijze verscheen in 1929 Vozvrasjtsjenie Tsjorba (‘De terugkeer van Tsjorb’), een verzameling van 24 gedichten én 15 korte verhalen (waaronder het titelverhaal). Nadien is het wachten tot de jaren ‘50 voor nieuwe poëziebundels: in 1952 bundelde Nabokov 15 gedichten in Stichotvorenija 1929–1951 (‘Gedichten 1929–1951’), inclusief enkele langere gedichten die hij in de jaren ‘30 en ‘40 had geschreven, en in 1959, Poems, met 14 gedichten die Nabokov in het Engels schreef nadat hij zich in 1940 in de Verenigde Staten had gevestigd en waarvan het merendeel indertijd in The New Yorker was gepubliceerd.
 
Deze 14 gedichten werden integraal overgenomen in een volgende publicatie die Nabokov elf jaar later samenstelde, Poems and Problems (1970), een tweetalige Russisch-Engelse bloemlezing met poëzie én schaakproblemen. Naast de gedichten uit Poems vertaalde Nabokov voor deze uitgave een selectie van 39 Russische gedichten. Ten slotte, verscheen er twee jaar na Nabokovs dood op instigatie van zijn weduwe Véra en zijn laatste uitgevers — het legendarische koppel Carl en Ellendea Proffer van uitgeverij Ardis in Ann Arbor, Michigan — een ruime selectie van 222 gedichten, in het Russisch en onder dezelfde titel als de eerste bundeling van bijna zes decennia eerder, Stichi. Vertaalster Anne Stoffel maakte in 2002 voor uitgeverij Hoogland & Van Klaveren een bescheiden keuze van 47 gedichten uit deze uitgave en publiceerde haar selectie als Gedichten (bijna twee derde van de gekozen gedichten komt niet voor in de voorliggende Verzamelde gedichten).
 
In 2012 stelde de Britse Nabokov-scholar Thomas Karshan de Selected Poems samen (later werd dat Collected Poems), een editie die algemeen wordt aanvaard als het ‘definitieve’ verzameld werk. Alle gedichten uit Poems and Problems werden hierin integraal opgenomen en aangevuld met nieuwe vertalingen door Nabokovs zoon Dmitri (1934-2012), plus negen in het Engels geschreven gedichten die niet in Poems and Problems voorkwamen. De voorliggende vertaling van Beurskens is gebaseerd op deze Selected/Collected Poems.
 
Selected vs. verzameld
Het verzameld werk dat nu uitkomt bij uitgeverij Koppernik heeft logischerwijs hetzelfde aantal gedichten als Selected Poems, namelijk negentig. In zijn voorwoord geeft Huub Beurskens een verantwoording voor het opnemen van ‘mindere’ gedichten: dat die in de verzamelde verzen staan, heeft te maken met contractuele verplichtingen, opgelegd door de rechthebbenden, ‘die alleen akkoord gaan met een exclusief bepaald type uitgave.’ Verzamelde gedichten is een tweetalige editie: de oorspronkelijke Engelse tekst staat telkens op de linkerbladzijde, Beurskens’ vertaling op de rechter. Verder is de structuur van de nieuwe vertaling nagenoeg identiek aan die van Selected Poems. Verzamelde gedichten bestaat eveneens uit vier delen: gedichten die uit het Russisch naar het Engels werden vertaald door Dmitri Nabokov (28), de Russische gedichten uit Poems and Problems (39), de Engelse gedichten uit Poems and Problems (14) en de Engelse gedichten die niet zijn opgenomen in Poems and Problems (9).
 
Verzamelde gedichten heeft een (tweetalige) inhoudstafel, maar in tegenstelling tot Selected Poems geen index van titels noch een index van openingsverzen. Selected Poems geeft daarenboven een beknopte lijst met de details van elke eerste publicatie van de negentig gedichten. Achterin Verzamelde gedichten is er dan weer wel een beknopte bio- en bibliografie van Nabokov, in al zijn bondigheid een leerrijke toevoeging die ontbreekt in Selected Poems. Beide edities hebben eindnoten, maar bij Selected Poems zijn die een stuk uitgebreider en meer gedetailleerd (er worden bijvoorbeeld ook varianten aangehaald, of de publicatiegeschiedenis wordt uiteengezet). De aantekeningen bij Verzamelde gedichten zijn grotendeels gebaseerd op Nabokovs opmerkingen bij Poems and Problems en Karshans notenapparaat.
 
Aanvullingen en opmerkingen van Beurskens zelf zijn tussen vierkante haken geplaatst. En die extra informatie is vaak revelerend en voegt geregeld een onmiskenbare meerwaarde toe (bijvoorbeeld over het woord ‘caprifole’ in ‘Gevlogen is de regen’, de verbetering van een aantekening in Selected Poems bij ‘De dichters’ waar ‘aspiring’ wordt verward met ‘aspirine’ en de suggestie over Christina Rossetti omtrent een vals citaat in ‘De kamer’). Dat de aantekeningen in Verzamelde gedichten beknopter zijn dan die in Selected Poems is niet storend. Bovendien dekt Beurskens zich in door in zijn voorwoord te stellen dat het niet zijn bedoeling was ‘een academisch verantwoorde of te verantwoorden uitgave’ af te leveren.
 
Er zijn een aantal subtiele vormelijke verschillen tussen Verzamelde gedichten en Selected Poems. Wat de openingsverzen betreft bijvoorbeeld: voor gedichten die geen titel hebben wordt in Verzamelde gedichten het eerste vers tussen enkele aanhalingstekens in het vet en groot gedrukt, net alsof het een titel is; in Selected Poems wordt een dergelijke ‘titel’ niet apart weergegeven, maar start het gedicht gewoon iets lager met het eerste vers. In de inhoudstabel van beide edities komen de openingsverzen van de titelloze gedichten dan weer wel voor, telkens tussen enkele aanhalingstekens. De uitlijning van de gedichten is identiek bij beide edities, hoewel de marges in Verzamelde gedichten iets breder zijn dan in Selected Poems waardoor sommige verzen op één regel passen, terwijl die in de Engelse versie aan de lijn gaan en de illusie zouden kunnen wekken van een enjambement (bijvoorbeeld ‘an aged’ in ‘The glasses of St. Joseph’).  Alle titels in Verzamelde gedichten staan in kapitalen (behalve in de inhoudstabel), terwijl in Selected Poems enkel de eerste letter van elk kernwoord in hoofdletters staat (zoals gebruikelijk voor titels in het Engels).
 
Over het al dan niet gebruiken van hoofdletters valt nog meer te zeggen. Nabokov was tegen de conventie om dichtregels te beginnen met een hoofdletter en ging er dus uitermate inconsequent mee om. Beurskens geeft aan in een aantekening de dichter niet slaafs te willen volgen wat het gebruik van beginkapitalen betreft, maar is hierin meer dan eens niet systematisch — wat dan weer erg Nabokoviaans is, uiteraard. Een voorbeeld van hoe Beurskens zich aan zijn voornemen houdt is ‘Peter in Holland’, waar de oorspronkelijke versie beginkapitalen heeft, die in de vertaling wegvallen. Net als in ‘De Ballade van Longwood Glen’. In het mooie gedicht ‘Roem’ krijgt ‘Conscience’ in het Engels een hoofdletter, maar in het Nederlands een kleine ‘g’ van ‘geweten’ (in de vertaling van Stoffel trouwens ook). Was het niet de bedoeling van Nabokov om dat woord ‘conscience’ net te benadrukken? Het is een procedé dat hij tot zeven keer toe toepaste in ‘De gek’: de woorden ‘Fame’, ‘Muse’, ‘Enemy’, ‘Failure’, ‘Envy’, ‘Neighbor’ en ‘Thought’ krijgen allemaal een hoofdletter in het Engels, maar Beurskens opteert telkens voor kleine letters. Aan de andere kant is het woord ‘Love’ in het gedicht ‘Herinnering’ met een hoofdletter geschreven en ‘Liefde’ in de vertaling eveneens; idem voor ‘Beauty’ en ‘Schoonheid’ in ‘Een onaf probeersel’.
 
Regelmatigheid is met andere woorden ver te zoeken. Een mooi voorbeeld is het woord ‘muze’, dat veelvuldig voorkomt in de gedichten. In ‘Het universiteitsgedicht’ en ‘Tolstoj’ komt ‘muze’ zowel in de Engelse als Nederlandse versie voor met kleine ‘m’, in ‘Aan de pompelmoes’ en ‘De muze’ schrijft Nabokov een kapitaal, maar Beurskens een kleine letter en in ‘De gek’ schrijven dichter én vertaler een hoofdletter. Een apart geval van foutief hoofdlettergebruik is te vinden in de vertaling van ‘Shakespeare’: ‘the tall inglese’ wordt vertaald als ‘de lange Inglese’, maar het Italiaans — er is een verwijzing naar het Verona van Romeo en Julia — neemt hier geen hoofdletter.
 
Een gelijkaardige onstelselmatigheid doet zich voor in het gebruik van leestekens. Bijvoorbeeld met uitroepingstekens: stanza 29 van ‘Het universiteitsgedicht’ sluit in het Engels af met een uitroepingsteken, in de vertaling met een punt. In stanza 59 van hetzelfde gedicht geldt het omgekeerde na ‘basta’. Soms worden gedachtestrepen komma’s (stanza 61 van ‘Het universiteitsgedicht’), puntkomma’s worden gewone komma’s (eerste vers van laatste strofe in ‘Shakespeare’), punten worden komma’s (stanza 58 van ‘Het universiteitsgedicht’ en de tweede strofe van ‘Lilith’) of drie punten worden één punt (sectie 46 van ‘Het universiteitsgedicht’ eindigt in het Engels met drie ‘zinnen’, in de vertaling zijn de drie verzen één zin geworden). Op zich doen deze onregelmatigheden weinig af aan de kwaliteit van de vertaling, maar ze springen wel in het oog precies omdat de Engelse tekst er vlak naast staat.  
 
Verzamelde gedichten
Niet onbelangrijk om te vermelden is dat de gedichten die in het proza van Nabokov voorkomen — dat zijn er toch wel wat — niet opgenomen zijn in Selected Poems en dus ook niet voorkomen in Verzamelde gedichten. Karshan gaat hierop dieper in zijn voorwoord, maar Beurskens besteedt er geen aandacht aan. Het bekendste voorbeeld in die categorie is wellicht ‘Bleek vuur’ uit Nabokovs gelijknamige roman uit 1962, een uit 999 regels bestaand gedicht in paarsgewijs rijmende jambische vijfvoeters, geschreven door het intrigerende personage John Francis Shade. Dit ‘gedicht-in-een-roman’ doet in opzet trouwens denken aan Nabokovs eigen ‘Het universiteitsgedicht’, dat bestaat uit 63 strofes van 14 regels in jambische tetrameters (terzijde: Beurskens heeft de aantekening van Dmitri Nabokov verkeerd vertaald, want hij spreekt van 63 ‘verzen’ van 14 regels). Andere voorbeelden van gedichten in het proza zijn die van Fjodor Godoenov-Tsjerdyntsev, het dichtende hoofdpersonage in De gave (1952), Nabokovs laatste roman in het Russisch, en natuurlijk die van de onfortuinlijke Humbert Humbert, in het bijzonder het schrijnende gedicht ‘Wanted’ in hoofdstuk 25 van Lolita (1955), het boek dat Nabokov wereldberoemd maakte.
 
Nabokov heeft zijn poëtische carrière — die maar liefst 59 jaar omspant — treffend beschreven in zijn inleiding bij Poems and Problems (zowel Karshan als Beurskens nemen deze passage over in hun voorwoord). Hij onderscheidt in zijn ‘Europese dichtperiode’ meerdere stadia. Een eerste stadium verankert zich in lyriek (‘Sneeuw’, ‘Muziek’) en excelleert in het ‘clichématige liefdesgedicht’. Daarna volgt een periode die een diep wantrouwen tegenover de zogenaamde Oktoberrevolutie weerspiegelt (‘Aan Rusland’) en vervolgens een periode tot in de jaren ‘20 met als tweeledig doel ‘het nostalgisch achteromkijken’ en een ‘byzantijnse beeldtaal’ ontwikkelen. Dit laatste werd volgens Nabokov vaak verkeerd geïnterpreteerd, waardoor hij soms werd bestempeld als een religieuze dichter, onder andere omwille van zijn gebruik van christelijke iconografie (‘Het laatste avondmaal’, ‘Pasen’, ‘De moeder’).
 
Nadien volgt een decennium waarin hij gedichten schreef die een plot hebben en een verhaal vertellen, waarmee hij inging tegen ‘het suffe gedrein van de anemische “Parijse school” van émigré-poëzie’. Hij schreef een groot aantal gedichten over zijn ballingschap: bijvoorbeeld ‘Voorjaar’, ‘Het wapenschild’, ‘Ballingschap’, ‘De executie’, ‘Die zachte toon’, ‘Hoe ook’ en ‘Een avond over Russische poëzie’. Ten slotte, in de tweede helft van de jaren ‘30 en in de decennia erna, bevrijdt Nabokov zich van de ‘ketenen’ waarin hij zichzelf had geklonken, ‘wat leidde tot zowel een geringere productie als een laat gevonden robuuste stijl’. Over de 14 Engelse gedichten in Poems and Problems is hij kort:

‘Ze hebben op de een of andere manier een lichtere textuur dan het Russische spul, wat ongetwijfeld toe te schrijven is aan hun gebrek aan intertekstuele associaties met oude verstrengelingen en de voortdurende bekommerdheid die kenmerkend is voor gedichten die in je moedertaal geschreven zijn, terwijl je ballingschap aan de zijkant blijft murmelen en een nooit afgesloten kindertijd op je roestigste snaren blijft tokkelen.’
 
Nabokov liet ooit optekenen dat een verhaal even belangrijk is voor een gedicht als voor een roman. Beurskens benadrukt in zijn voorwoord dat veel van Nabokovs gedichten inderdaad ‘een soort verhaallijn’ hebben en in zijn nawoord bij Gedichten treedt Kees Verheul deze aanname bij door te stellen dat het gros van Nabokovs gedichten als ‘proza in de dop’ kunnen worden beschouwd (het gedicht ‘Lilith’ bijvoorbeeld heeft een plot die doet denken aan die van Lolita). Hét hoogtepunt van de verhalende gedichten is ongetwijfeld het door Dmitri vertaalde ‘Het universiteitsgedicht’. Andere knappe voorbeelden zijn ‘De Ballade van Longwood Glen’, ‘Regels geschreven in Oregon’ en ‘Een literair diner’. In het verlengde van Nabokovs poëtisch-narratologisch principe is het gemakkelijker te begrijpen waarom een groot aantal van Nabokovs gedichten apostrofisch zijn, met andere woorden  gedichten die zich richten tot iets of iemand. Enkele voorbeelden van gedichten die zich tot iets of iemand wenden, zijn ‘Aan Prins S.M. Katsjoerin’, ‘De demon’, ‘Shakespeare’, ‘Waarzeggerij’, ‘Aan Véra’ en ‘Aan de pompelmoes’.
 
Wat is een vertaling?
Nabokovs streven om verhaallijnen te integreren in zijn gedichten is in wezen terug te voeren naar zijn levenslange obsessie met Aleksandr Poesjkins Jevgeni Onegin. In 1964 bracht Nabokov zijn uitvoerig geannoteerde Engelse vertaling uit van Poesjkins ‘roman in verzen’, in vier volumes met in appendix onder meer zijn in academische kringen fel besproken ‘Notes on Prosody’. In het eerste deel van het gedicht ‘Over het vertalen van Jevgeni Onegin’ (1955) klinkt het:
 
Wat is een vertaling? Een schaal
met een starend bleek dichtershoofd,
papegaaiengekrijs, apentaal,
dat wat doden van hun eer berooft.
De parasieten die niet werden ontzien
door jou, zij vergeven, o, Poesjkin,
als jij me mijn manoeuvre vergeeft:
langs je rank die in het geheim leeft
daalde ik tot de wortel waarvan ik at;
daarna, in een nieuwe taal vervat,
liet ik een jonge scheut naar boven
komen, maakte van je sonnettige strofe
mijn welgemeend straatkantproza,
vol doornen, maar neefje van jouw rozen.
 
Nabokov heeft naast zijn eigen gedichten heel wat Russische poëzie vertaald: behalve Poesjkin, ook andere grootheden als Nekrasov en Lermontov. Die vertalingen zijn verzameld in Verses and Versions en zoals Beurskens opmerkt, is er een evolutie waar te nemen in Nabokovs vertaalprincipes. Voor 1950 houdt hij zich zoveel mogelijk aan vormelijke aspecten als rijm en metrum, maar na 1950 laat hij die talige obstakels varen ten voordele van de betekenis en de inhoud van de gedichten. In het voorwoord van de vertaling Eugene Onegin, zo legt Beurskens verder uit, stelt Nabokov dat iedere poging om een gedicht in een andere taal om te zetten uiteenvalt in drie categorieën: de parafrase (een vrije versie van het origineel, ‘maar geen wetenschapper zou moeten toegeven aan mode en geen lezer zou erdoor bedot mogen worden’), de lexicale of structurele aanpak (‘het overzetten van de basale betekenis van de woorden en hun schikking’) en de letterlijke vertaling, waarbij de ‘exacte contextuele betekenis van het origineel’ wordt overgezet, zo dicht mogelijk. Alleen die laatste categorie is volgens Nabokov ‘een echte vertaling’. Voor zijn vertaling van Jevgeni Onegin heeft hij dan ook veel opgeofferd ten gunste van ‘de volledigheid van de betekenis’: metrum en rijm moesten eraan geloven ‘wanneer het vasthouden eraan getrouwheid belette.’  
 
Voor de vertalingen van zijn eigen poëzie in Poems and Problems is Nabokov uitgegaan van dezelfde opvattingen. Ook Dmitri hanteerde voor zijn vertalingen gelijke principes. Het gevolg is dat sommige van de Russische gedichten met een traditionele prosodie en vorm in de vertaling niet langer rijmen, terwijl de Engelse gedichten dat net wel doen. Beurskens volgt de Nabokovs en heeft zich op zijn beurt ‘als dichter die andermans poëzie vertaalt, zo min mogelijk de wet laten voorschrijven door de vormelijke kanten van de Engelstalige gedichten […]’ Soms bewaart de vertaler het rijm, een andere keer niet. De vertaler maakt heel vaak de juiste keuze: in een gedicht als ‘Aan Véra’ waar het rijm een belangrijke rol speelt (‘rhombi’ rijmt in het Engels op ‘aplomb, he’) wordt de prosodie gerespecteerd, maar in ‘De executie’ bijvoorbeeld is er geen rijm in de Engelse vertaling, maar wél in het oorspronkelijke Russisch (‘Расстрел’), een rijm dat Beurskens in zijn Nederlandse vertaling wél overneemt!
 
Dit laatste brengt ons bij een belangrijk punt: in de oorspronkelijke editie van Poems and Problems staan naast de schaakproblemen ook de originele Russische gedichten. Voor de gemiddelde Amerikaanse lezer zal die Russische versie ten tijde van de publicatie van Poems and Problems weinig hebben uitgemaakt, maar Beurskens, die geen Russisch leest noch spreekt, maakte er dankbaar gebruik van en liet zich meer dan eens leiden door het ‘beeld’ van het cyrillisch schrift dat hem een blik gunde op rijmschema’s en ritmes. Voor ‘De executie’ ziet dat er als volgt uit, waar het gekruiste rijm in de eerste strofe meteen ‘visueel’ opvalt:  
 
Бывают ночи: только лягу,
в Россию поплывёт кровать;
и вот ведут меня к оврагу,
ведут к оврагу убивать.
 
De gedichten, in de drie talen en dus uit de drie bronnen, zouden verplichte kost moeten zijn in iedere zichzelf respecterende vertalersopleiding. In zijn gedicht ‘The Softest of Tongues’ beklaagt Nabokov zich over hoe moeilijk het wel is om poëzie vanuit het Russisch (de ‘zachtste aller talen’) naar het Engels (‘lompe werktuigen van steen’) te vertalen:  
 
Maar nu moet ook jij gaan, onze wegen gaan hier uiteen,
zachtste aller talen, mijn enig ware, mijn ene, vaste…
En mij rest niets anders dan naar kunst en hart te tasten
en opnieuw te beginnen met lompe werktuigen van steen.
 
Als lezer moet je abstractie kunnen maken van het feit dat je vertalingen van vertalingen aan het lezen bent. Voor Beurskens komt het erop neer dat Nabokov door zijn eigen gedichten te vertalen er nieuwe zelfstandige versies van heeft gemaakt. Het sleutelgedicht ‘Over het vertalen van Jevgeni Onegin’ toont volgens Beurskens aan dat Nabokov als vertaler wel degelijk ‘een (her)dichter’ wil zijn. In De kunst van het vertalen (een korte tekst die deel uitmaakt van Nabokovs Lectures on Russian Literature, in 2005 vertaald door Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet voor Hoogland & Van Klaveren) heeft Nabokov het over ‘de wondere wereld van de verbale transmigratie’. Als liefhebber van lijstjes stelt hij de voorwaarden op waaraan een vertaler volgens hem moet voldoen om in staat te zijn een ideale versie van ‘een buitenlands meesterwerk’ af te leveren. De vertaler moet ten eerste ‘evenveel talent, of in elk geval hetzelfde soort talent hebben als de auteur van zijn keuze.’ Vervolgens moet de vertaler ‘een grondige kennis hebben van de twee landen en de twee talen in kwestie’ en tot slot, moet hij ‘met zijn genie en kennis ook de gave der mimicry bezitten en als het ware de rol van de echte auteur kunnen spelen door met de hoogste graad van waarachtigheid de maniertjes van diens doen en laten en diens spreken en denken na te bootsen.’
 
Wat mij betreft bezit Beurskens die gave der mimicry in overvloed. Verzamelde gedichten wémelt van de mooie vondsten en elegante oplossingen, zonder enige loyauteit aan het origineel of liever de originelen te moeten inleveren. Vergelijk bijvoorbeeld de sprankelende levendigheid van Beurskens vertaling van ‘Roem’ met de gortdroge versie van Stoffel. Dat krijg je wanneer een begenadigd dichter zich stort op het oeuvre van een collega, ook als die door anderen in het verleden als ‘mislukt’ werden gezien.
 
Beurskens noemt zichzelf geen Nabokov-kenner, maar een groot liefhebber van ’s mans werk. Met Verzamelde gedichten is Beurskens meer dan geslaagd in zijn opzet: zo getrouw mogelijk Nabokovs poëzie in een andere taal en een andere tijd tot haar recht laten komen. ‘Deels zijns wijs, deels eigenwijs’ blaast Beurskens met zijn superieure vertalingen Nabokovs poëzie nieuw leven in en legt zo Brodsky met zijn hard ‘mislukt dichter’-oordeel definitief het zwijgen op.
 
Vladimir Nabokov: Verzamelde gedichten, Koppernik, Amsterdam 2018, 393 p. ISBN 9789492313546. Vertaling van Collected poems door Huub Beurskens. Distributie: Elkedag Boeken 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri