Geen muziek
verhevener dan stilte
Huub Beurskens valt in het
voorwoord van zijn vertaling van de verzamelde verzen van Vladimir Nabokov
(1899-1977) meteen met de deur in huis: er staan in de bloemlezing wel degelijk
minder goede gedichten. Om de succesauteur van Lolita dan maar weg te zetten als een ‘mislukt dichter’ — zoals ‘collega’
Russische balling, Nobelprijslaureaat en dichter par excellence Joseph Brodsky, Nabokov ooit noemde — is volgens
Beurskens dan weer een stap te ver: ‘Deze collectie bevat heerlijke dingen.’
Nabokov en de demon poëzie
In
1926 verscheen Nabokovs romandebuut Masjenka
(‘Marie’), bij een Russischtalige uitgever in het bloeiende Berlijn van de
migrantenliteratuur. Hij publiceerde het boek onder zijn pseudoniem V. Sirin,
naar een vogelachtig fabeldier uit de Slavische mythologie. Nabokov stamde uit
een oude adellijke familie: zijn vader was een advocaat, journalist en bekend
liberaal politicus die lid was van de Doema; zijn moeder de erfgename van een grootvader
die fortuin had gemaakt in de goudmijnindustrie. Na de Oktoberrevolutie waren
de Nabokovs gevlucht, eerst naar de Krim, om zich later, begin 1919, voor korte
tijd te vestigen in Engeland. Nabokov vatte toen zijn studies aan in Cambridge,
zoölogie en Slavische plus Romaanse talen. In 1920 verhuisde de familie naar
Berlijn, waar Nabokovs vader het émigré-tijdschrift Roel (‘Het roer’) oprichtte. In 1922, na het voltooien van zijn
studies, voegde Nabokov zich bij zijn familie in Berlijn en publiceerde vanaf
de start van het magazine geregeld poëzie in Roel.
Nog voor de publicatie van Masjenka
had de jonge Nabokov al meerdere dichtbundels gepubliceerd. In het elfde
hoofstuk van zijn autobiografie Spreek,
geheugen (1967) schetst Nabokov een beeld van hoe hij als vijftienjarige in
de greep raakte van ‘de doffe drift van het dichten’ in de zomer van 1914. Dankzij
zijn kosmopolitische opvoeding was hij al op vroege leeftijd perfect drietalig.
Bij de Nabokovs thuis sprak men Russisch, Frans en Engels. Als prozaschrijver
publiceerde Nabokov in deze drie talen, maar het meest in het Engels en het
Russisch. Zijn poëzie schreef hij daarentegen grotendeels in het Russisch. In
1916, toen de Nabokovs nog in Rusland leefden, verscheen een eerste bundeling, Stichi (‘Gedichten’). Twee jaar later
kwam er nog een korte verzameling, Almanach:
dva poeti (‘Almanak: twee wegen’), dat eveneens gedichten bevatte van
Nabokovs schoolkameraad Andrei Balasjov. Grozjd
(‘De tros’), een bundel met 36 gedichten, volgde in 1922 en een jaar later verscheen
Gorni poet (letterlijk ‘het bergpad’,
in het Engels vertaald als The Empyrean
Path), met maar liefst 128 gedichten.
Nabokov schreef duizenden
gedichten, maar slechts een klein deel hiervan werd ooit gepubliceerd. Dat kwam
omdat de dichter Nabokov een dubbele houding had ten aanzien van zijn poëzie en
de publicatie ervan afwendde of dwarsboomde. Enerzijds kon hij zijn
creativiteit kwijt in zijn verzen, die hij vaak beschouwde als voorstudies of
schetsen voor zijn scheppend proza; anderzijds voelde hij zich te beperkt door
het genre, met zijn prosodische regels en vormelijke voorschriften. Bovendien onderhield
hij zijn leven lang een zekere schroomvolle terughoudendheid ten aanzien van
zijn gedichten, hij had er een soort haat-liefdeverhouding mee. Nabokov greep
geregeld naar de dichtersharp, maar daalde met groeiende tegenzin van de
Parnassus af.
Na
Masjenka kwam de poëtische output van
Nabokov op een lager pitje te staan. De belangrijkste reden hiervoor was
simpelweg dat hij zich meer ging toeleggen op proza. Ten bewijze verscheen in
1929 Vozvrasjtsjenie Tsjorba (‘De
terugkeer van Tsjorb’), een verzameling van 24 gedichten én 15 korte verhalen
(waaronder het titelverhaal). Nadien is het wachten tot de jaren ‘50 voor
nieuwe poëziebundels: in 1952 bundelde Nabokov 15 gedichten in Stichotvorenija 1929–1951 (‘Gedichten
1929–1951’), inclusief enkele langere gedichten die hij in de jaren ‘30 en ‘40
had geschreven, en in 1959, Poems,
met 14 gedichten die Nabokov in het Engels schreef nadat hij zich in 1940 in de
Verenigde Staten had gevestigd en waarvan het merendeel indertijd in The New Yorker was gepubliceerd.
Deze 14 gedichten
werden integraal overgenomen in een volgende publicatie die Nabokov elf jaar
later samenstelde, Poems and Problems (1970),
een tweetalige Russisch-Engelse bloemlezing met poëzie én schaakproblemen. Naast
de gedichten uit Poems vertaalde
Nabokov voor deze uitgave een selectie van 39 Russische gedichten. Ten slotte,
verscheen er twee jaar na Nabokovs dood op instigatie van zijn weduwe Véra en
zijn laatste uitgevers — het legendarische koppel Carl en Ellendea Proffer van
uitgeverij Ardis in Ann Arbor, Michigan — een ruime selectie van 222 gedichten,
in het Russisch en onder dezelfde titel als de eerste bundeling van bijna zes
decennia eerder, Stichi. Vertaalster
Anne Stoffel maakte in 2002 voor uitgeverij Hoogland & Van Klaveren een
bescheiden keuze van 47 gedichten uit deze uitgave en publiceerde haar selectie
als Gedichten (bijna twee derde van
de gekozen gedichten komt niet voor in de voorliggende Verzamelde gedichten).
In 2012 stelde de Britse Nabokov-scholar Thomas Karshan de Selected Poems samen (later werd dat Collected Poems), een editie die
algemeen wordt aanvaard als het ‘definitieve’ verzameld werk. Alle gedichten uit
Poems and Problems werden hierin
integraal opgenomen en aangevuld met nieuwe vertalingen door Nabokovs zoon
Dmitri (1934-2012), plus negen in het Engels geschreven gedichten die niet in Poems and Problems voorkwamen. De
voorliggende vertaling van Beurskens is gebaseerd op deze Selected/Collected Poems.
Selected vs.
verzameld
Het verzameld werk dat nu uitkomt bij uitgeverij
Koppernik heeft logischerwijs hetzelfde aantal gedichten als Selected Poems, namelijk negentig. In
zijn voorwoord geeft Huub Beurskens een verantwoording voor het opnemen van
‘mindere’ gedichten: dat die in de verzamelde verzen staan, heeft te maken met
contractuele verplichtingen, opgelegd door de rechthebbenden, ‘die alleen
akkoord gaan met een exclusief bepaald type uitgave.’ Verzamelde gedichten is een tweetalige editie: de oorspronkelijke
Engelse tekst staat telkens op de linkerbladzijde, Beurskens’ vertaling op de
rechter. Verder is de structuur van de nieuwe vertaling nagenoeg identiek aan
die van Selected Poems. Verzamelde gedichten bestaat eveneens
uit vier delen: gedichten die uit het Russisch naar het Engels werden vertaald
door Dmitri Nabokov (28), de Russische gedichten uit Poems and Problems (39), de Engelse gedichten uit Poems and Problems (14) en de Engelse
gedichten die niet zijn opgenomen in Poems
and Problems (9).
Verzamelde gedichten heeft
een (tweetalige) inhoudstafel, maar in tegenstelling tot Selected Poems geen index van titels noch een index van
openingsverzen. Selected Poems geeft
daarenboven een beknopte lijst met de details van elke eerste publicatie van de
negentig gedichten. Achterin Verzamelde
gedichten is er dan weer wel een beknopte bio- en bibliografie van Nabokov,
in al zijn bondigheid een leerrijke toevoeging die ontbreekt in Selected Poems. Beide edities hebben eindnoten,
maar bij Selected Poems zijn die een
stuk uitgebreider en meer gedetailleerd (er worden bijvoorbeeld ook varianten
aangehaald, of de publicatiegeschiedenis wordt uiteengezet). De aantekeningen
bij Verzamelde gedichten zijn
grotendeels gebaseerd op Nabokovs opmerkingen bij Poems and Problems en Karshans notenapparaat.
Aanvullingen en opmerkingen van Beurskens
zelf zijn tussen vierkante haken geplaatst. En die extra informatie is vaak
revelerend en voegt geregeld een onmiskenbare meerwaarde toe (bijvoorbeeld over
het woord ‘caprifole’ in ‘Gevlogen is de regen’, de verbetering van een
aantekening in Selected Poems bij ‘De
dichters’ waar ‘aspiring’ wordt verward met ‘aspirine’ en de suggestie over
Christina Rossetti omtrent een vals citaat in ‘De kamer’). Dat de aantekeningen
in Verzamelde gedichten beknopter
zijn dan die in Selected Poems is
niet storend. Bovendien dekt Beurskens zich in door in zijn voorwoord te
stellen dat het niet zijn bedoeling was ‘een academisch verantwoorde of te
verantwoorden uitgave’ af te leveren.
Er zijn een aantal subtiele
vormelijke verschillen tussen Verzamelde
gedichten en Selected Poems. Wat
de openingsverzen betreft bijvoorbeeld: voor gedichten die geen titel hebben
wordt in Verzamelde gedichten het
eerste vers tussen enkele aanhalingstekens in het vet en groot gedrukt, net alsof
het een titel is; in Selected Poems wordt
een dergelijke ‘titel’ niet apart weergegeven, maar start het gedicht gewoon iets
lager met het eerste vers. In de inhoudstabel van beide edities komen de
openingsverzen van de titelloze gedichten dan weer wel voor, telkens tussen
enkele aanhalingstekens. De uitlijning van de gedichten is identiek bij beide
edities, hoewel de marges in Verzamelde
gedichten iets breder zijn dan in Selected
Poems waardoor sommige verzen op één regel passen, terwijl die in de Engelse
versie aan de lijn gaan en de illusie zouden kunnen wekken van een enjambement
(bijvoorbeeld ‘an aged’ in ‘The glasses of St. Joseph’). Alle titels in Verzamelde gedichten staan in kapitalen (behalve in de
inhoudstabel), terwijl in Selected Poems enkel
de eerste letter van elk kernwoord in hoofdletters staat (zoals gebruikelijk
voor titels in het Engels).
Over het al dan niet gebruiken van hoofdletters valt nog
meer te zeggen. Nabokov was tegen de conventie om dichtregels te beginnen met
een hoofdletter en ging er dus uitermate inconsequent mee om. Beurskens geeft
aan in een aantekening de dichter niet slaafs te willen volgen wat het gebruik
van beginkapitalen betreft, maar is hierin meer dan eens niet systematisch —
wat dan weer erg Nabokoviaans is, uiteraard. Een voorbeeld van hoe Beurskens
zich aan zijn voornemen houdt is ‘Peter in Holland’, waar de oorspronkelijke
versie beginkapitalen heeft, die in de vertaling wegvallen. Net als in ‘De
Ballade van Longwood Glen’. In het mooie gedicht ‘Roem’ krijgt ‘Conscience’ in
het Engels een hoofdletter, maar in het Nederlands een kleine ‘g’ van ‘geweten’
(in de vertaling van Stoffel trouwens ook). Was het niet de bedoeling van
Nabokov om dat woord ‘conscience’ net te benadrukken? Het is een procedé dat
hij tot zeven keer toe toepaste in ‘De gek’: de woorden ‘Fame’, ‘Muse’,
‘Enemy’, ‘Failure’, ‘Envy’, ‘Neighbor’ en ‘Thought’ krijgen allemaal een
hoofdletter in het Engels, maar Beurskens opteert telkens voor kleine letters.
Aan de andere kant is het woord ‘Love’ in het gedicht ‘Herinnering’ met een
hoofdletter geschreven en ‘Liefde’ in de vertaling eveneens; idem voor ‘Beauty’
en ‘Schoonheid’ in ‘Een onaf probeersel’.
Regelmatigheid is met andere
woorden ver te zoeken. Een mooi voorbeeld is het woord ‘muze’, dat veelvuldig
voorkomt in de gedichten. In ‘Het universiteitsgedicht’ en ‘Tolstoj’ komt
‘muze’ zowel in de Engelse als Nederlandse versie voor met kleine ‘m’, in ‘Aan
de pompelmoes’ en ‘De muze’ schrijft Nabokov een kapitaal, maar Beurskens een
kleine letter en in ‘De gek’ schrijven dichter én vertaler een hoofdletter. Een
apart geval van foutief hoofdlettergebruik is te vinden in de vertaling van
‘Shakespeare’: ‘the tall inglese’ wordt
vertaald als ‘de lange Inglese’, maar
het Italiaans — er is een verwijzing naar het Verona van Romeo en Julia — neemt
hier geen hoofdletter.
Een gelijkaardige onstelselmatigheid doet zich voor in het
gebruik van leestekens. Bijvoorbeeld met uitroepingstekens: stanza 29 van ‘Het
universiteitsgedicht’ sluit in het Engels af met een uitroepingsteken, in de
vertaling met een punt. In stanza 59 van hetzelfde gedicht geldt het omgekeerde
na ‘basta’. Soms worden
gedachtestrepen komma’s (stanza 61 van ‘Het universiteitsgedicht’), puntkomma’s
worden gewone komma’s (eerste vers van laatste strofe in ‘Shakespeare’), punten
worden komma’s (stanza 58 van ‘Het universiteitsgedicht’ en de tweede strofe
van ‘Lilith’) of drie punten worden één punt (sectie 46 van ‘Het
universiteitsgedicht’ eindigt in het Engels met drie ‘zinnen’, in de vertaling
zijn de drie verzen één zin geworden). Op zich doen deze onregelmatigheden
weinig af aan de kwaliteit van de vertaling, maar ze springen wel in het oog precies
omdat de Engelse tekst er vlak naast staat.
Verzamelde gedichten
Niet onbelangrijk om te vermelden is dat de gedichten die in
het proza van Nabokov voorkomen — dat zijn er toch wel wat — niet opgenomen
zijn in Selected Poems en dus ook
niet voorkomen in Verzamelde gedichten.
Karshan gaat hierop dieper in zijn voorwoord, maar Beurskens besteedt er geen
aandacht aan. Het bekendste voorbeeld in die categorie is wellicht ‘Bleek vuur’
uit Nabokovs gelijknamige roman uit 1962, een uit 999 regels bestaand gedicht
in paarsgewijs rijmende jambische vijfvoeters, geschreven door het intrigerende
personage John Francis Shade. Dit ‘gedicht-in-een-roman’ doet in opzet trouwens
denken aan Nabokovs eigen ‘Het universiteitsgedicht’, dat bestaat uit 63
strofes van 14 regels in jambische tetrameters (terzijde: Beurskens heeft de
aantekening van Dmitri Nabokov verkeerd vertaald, want hij spreekt van 63 ‘verzen’
van 14 regels). Andere voorbeelden van gedichten in het proza zijn die van
Fjodor Godoenov-Tsjerdyntsev, het dichtende hoofdpersonage in De gave (1952), Nabokovs laatste roman
in het Russisch, en natuurlijk die van de onfortuinlijke Humbert Humbert, in
het bijzonder het schrijnende gedicht ‘Wanted’ in hoofdstuk 25 van Lolita (1955), het boek dat Nabokov
wereldberoemd maakte.
Nabokov heeft zijn poëtische carrière — die maar liefst 59
jaar omspant — treffend beschreven in zijn inleiding bij Poems and Problems (zowel Karshan als Beurskens nemen deze passage
over in hun voorwoord). Hij onderscheidt in zijn ‘Europese dichtperiode’
meerdere stadia. Een eerste stadium verankert zich in lyriek (‘Sneeuw’, ‘Muziek’)
en excelleert in het ‘clichématige liefdesgedicht’. Daarna volgt een periode
die een diep wantrouwen tegenover de zogenaamde Oktoberrevolutie weerspiegelt
(‘Aan Rusland’) en vervolgens een periode tot in de jaren ‘20 met als tweeledig
doel ‘het nostalgisch achteromkijken’ en een ‘byzantijnse beeldtaal’
ontwikkelen. Dit laatste werd volgens Nabokov vaak verkeerd geïnterpreteerd,
waardoor hij soms werd bestempeld als een religieuze dichter, onder andere
omwille van zijn gebruik van christelijke iconografie (‘Het laatste avondmaal’,
‘Pasen’, ‘De moeder’).
Nadien volgt een decennium waarin hij gedichten schreef die
een plot hebben en een verhaal vertellen, waarmee hij inging tegen ‘het suffe
gedrein van de anemische “Parijse school” van émigré-poëzie’. Hij schreef een
groot aantal gedichten over zijn ballingschap: bijvoorbeeld ‘Voorjaar’, ‘Het
wapenschild’, ‘Ballingschap’, ‘De executie’, ‘Die zachte toon’, ‘Hoe ook’ en ‘Een
avond over Russische poëzie’. Ten slotte, in de tweede helft van de jaren ‘30
en in de decennia erna, bevrijdt Nabokov zich van de ‘ketenen’ waarin hij zichzelf
had geklonken, ‘wat leidde tot zowel een geringere productie als een laat
gevonden robuuste stijl’. Over de 14 Engelse gedichten in Poems and Problems is hij kort:
‘Ze hebben op de een of andere manier een lichtere textuur
dan het Russische spul, wat ongetwijfeld toe te schrijven is aan hun gebrek aan
intertekstuele associaties met oude verstrengelingen en de voortdurende
bekommerdheid die kenmerkend is voor gedichten die in je moedertaal geschreven
zijn, terwijl je ballingschap aan de zijkant blijft murmelen en een nooit
afgesloten kindertijd op je roestigste snaren blijft tokkelen.’
Nabokov liet ooit optekenen
dat een verhaal even belangrijk is voor een gedicht als voor een roman. Beurskens
benadrukt in zijn voorwoord dat veel van Nabokovs gedichten inderdaad ‘een
soort verhaallijn’ hebben en in zijn nawoord bij Gedichten treedt Kees Verheul deze aanname bij door te stellen dat
het gros van Nabokovs gedichten als ‘proza in de dop’ kunnen worden beschouwd
(het gedicht ‘Lilith’ bijvoorbeeld heeft een plot die doet denken aan die van Lolita). Hét hoogtepunt van de
verhalende gedichten is ongetwijfeld het door Dmitri vertaalde ‘Het
universiteitsgedicht’. Andere knappe voorbeelden zijn ‘De Ballade van Longwood Glen’,
‘Regels geschreven in Oregon’ en ‘Een literair diner’. In het verlengde van
Nabokovs poëtisch-narratologisch principe is het gemakkelijker te begrijpen
waarom een groot aantal van Nabokovs gedichten apostrofisch zijn, met andere
woorden gedichten die zich richten tot
iets of iemand. Enkele voorbeelden van gedichten die zich tot iets of iemand
wenden, zijn ‘Aan Prins S.M. Katsjoerin’, ‘De demon’, ‘Shakespeare’, ‘Waarzeggerij’,
‘Aan Véra’ en ‘Aan de pompelmoes’.
Wat is een
vertaling?
Nabokovs streven om verhaallijnen te integreren in
zijn gedichten is in wezen terug te voeren naar zijn levenslange obsessie met Aleksandr
Poesjkins Jevgeni Onegin. In 1964
bracht Nabokov zijn uitvoerig geannoteerde Engelse vertaling uit van Poesjkins ‘roman
in verzen’, in vier volumes met in appendix onder meer zijn in academische kringen
fel besproken ‘Notes on Prosody’. In het eerste deel van het gedicht ‘Over het
vertalen van Jevgeni Onegin’ (1955)
klinkt het:
Wat
is een vertaling? Een schaal
met een starend bleek dichtershoofd,
papegaaiengekrijs, apentaal,
dat wat doden van hun
eer berooft.
De parasieten die niet werden ontzien
door
jou, zij vergeven, o, Poesjkin,
als jij me mijn manoeuvre
vergeeft:
langs je rank die in het geheim leeft
daalde
ik tot de wortel waarvan ik at;
daarna, in een nieuwe taal vervat,
liet ik een jonge scheut naar boven
komen, maakte van
je sonnettige strofe
mijn welgemeend straatkantproza,
vol doornen, maar neefje van jouw rozen.
Nabokov heeft naast zijn eigen
gedichten heel wat Russische poëzie vertaald: behalve Poesjkin, ook andere
grootheden als Nekrasov en Lermontov. Die vertalingen zijn verzameld in Verses and Versions en zoals Beurskens
opmerkt, is er een evolutie waar te nemen in Nabokovs vertaalprincipes. Voor
1950 houdt hij zich zoveel mogelijk aan vormelijke aspecten als rijm en metrum,
maar na 1950 laat hij die talige obstakels varen ten voordele van de betekenis
en de inhoud van de gedichten. In het voorwoord van de vertaling Eugene Onegin, zo legt Beurskens verder
uit, stelt Nabokov dat iedere poging
om een gedicht in een andere taal om te zetten uiteenvalt in drie categorieën:
de parafrase (een vrije versie van het origineel, ‘maar geen wetenschapper zou
moeten toegeven aan mode en geen lezer zou erdoor bedot mogen worden’), de lexicale
of structurele aanpak (‘het overzetten van de basale betekenis van de woorden
en hun schikking’) en de letterlijke vertaling, waarbij de ‘exacte contextuele
betekenis van het origineel’ wordt overgezet, zo dicht mogelijk. Alleen die
laatste categorie is volgens Nabokov ‘een echte vertaling’. Voor zijn vertaling
van Jevgeni Onegin heeft hij dan ook veel
opgeofferd ten gunste van ‘de volledigheid van de betekenis’: metrum en rijm
moesten eraan geloven ‘wanneer het vasthouden eraan getrouwheid belette.’
Voor de vertalingen van zijn eigen poëzie in Poems and Problems is Nabokov uitgegaan
van dezelfde opvattingen. Ook Dmitri hanteerde voor zijn vertalingen gelijke
principes. Het gevolg is dat sommige van de Russische gedichten met een traditionele
prosodie en vorm in de vertaling niet langer rijmen, terwijl de Engelse
gedichten dat net wel doen. Beurskens volgt de Nabokovs en heeft zich op zijn
beurt ‘als dichter die andermans poëzie vertaalt, zo min mogelijk de wet laten
voorschrijven door de vormelijke kanten van de Engelstalige gedichten […]’ Soms
bewaart de vertaler het rijm, een andere keer niet. De vertaler maakt heel vaak
de juiste keuze: in een gedicht als ‘Aan Véra’ waar het rijm een belangrijke
rol speelt (‘rhombi’ rijmt in het Engels op ‘aplomb, he’) wordt de prosodie
gerespecteerd, maar in ‘De executie’ bijvoorbeeld is er geen rijm in de Engelse
vertaling, maar wél in het oorspronkelijke Russisch (‘Расстрел’), een rijm dat
Beurskens in zijn Nederlandse vertaling wél overneemt!
Dit laatste brengt ons bij een
belangrijk punt: in de oorspronkelijke editie van Poems and Problems staan naast de schaakproblemen ook de originele
Russische gedichten. Voor de gemiddelde Amerikaanse lezer zal die Russische
versie ten tijde van de publicatie van Poems
and Problems weinig hebben uitgemaakt, maar Beurskens, die geen Russisch leest
noch spreekt, maakte er dankbaar gebruik van en liet zich meer dan eens leiden
door het ‘beeld’ van het cyrillisch schrift dat hem een blik gunde op rijmschema’s
en ritmes. Voor ‘De executie’ ziet dat er als volgt uit, waar het gekruiste
rijm in de eerste strofe meteen ‘visueel’ opvalt:
Бывают ночи: только лягу,
в Россию поплывёт
кровать;
и вот ведут меня к оврагу,
ведут к оврагу
убивать.
De
gedichten, in de drie talen en dus uit de drie bronnen, zouden verplichte kost
moeten zijn in iedere zichzelf respecterende vertalersopleiding. In zijn
gedicht ‘The Softest of Tongues’ beklaagt Nabokov zich over hoe moeilijk het
wel is om poëzie vanuit het Russisch (de ‘zachtste aller talen’) naar het
Engels (‘lompe werktuigen van steen’) te vertalen:
Maar nu moet ook jij gaan, onze wegen gaan hier uiteen,
zachtste aller talen, mijn enig ware, mijn ene, vaste…
En mij rest niets anders dan naar kunst en hart te tasten
en
opnieuw te beginnen met lompe werktuigen van steen.
Als
lezer moet je abstractie kunnen maken van het feit dat je vertalingen van
vertalingen aan het lezen bent. Voor Beurskens komt het erop neer dat Nabokov
door zijn eigen gedichten te vertalen er nieuwe zelfstandige versies van heeft
gemaakt. Het sleutelgedicht ‘Over het vertalen van Jevgeni Onegin’ toont volgens Beurskens aan dat Nabokov als vertaler
wel degelijk ‘een (her)dichter’ wil zijn. In De kunst van het vertalen (een korte tekst die deel uitmaakt van
Nabokovs Lectures on Russian Literature,
in 2005 vertaald door Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet voor Hoogland &
Van Klaveren) heeft Nabokov het over ‘de wondere wereld van de verbale
transmigratie’. Als liefhebber van lijstjes stelt hij de voorwaarden op waaraan
een vertaler volgens hem moet voldoen om in staat te zijn een ideale versie van
‘een buitenlands meesterwerk’ af te leveren. De vertaler moet ten eerste
‘evenveel talent, of in elk geval hetzelfde soort talent hebben als de auteur
van zijn keuze.’ Vervolgens moet de vertaler ‘een grondige kennis hebben van de
twee landen en de twee talen in kwestie’ en tot slot, moet hij ‘met zijn genie
en kennis ook de gave der mimicry bezitten en als het ware de rol van de echte
auteur kunnen spelen door met de hoogste graad van waarachtigheid de maniertjes
van diens doen en laten en diens spreken en denken na te bootsen.’
Wat mij betreft bezit
Beurskens die gave der mimicry in overvloed. Verzamelde gedichten wémelt van de mooie vondsten en elegante
oplossingen, zonder enige loyauteit aan het origineel of liever de originelen
te moeten inleveren. Vergelijk bijvoorbeeld de sprankelende levendigheid van
Beurskens vertaling van ‘Roem’ met de gortdroge versie van Stoffel. Dat krijg
je wanneer een begenadigd
dichter zich stort op het oeuvre van een collega, ook als die door
anderen in het verleden als ‘mislukt’ werden gezien.
Beurskens noemt zichzelf geen
Nabokov-kenner, maar een groot liefhebber van ’s mans werk. Met Verzamelde gedichten is Beurskens meer
dan geslaagd in zijn opzet: zo getrouw mogelijk Nabokovs poëzie in een andere
taal en een andere tijd tot haar recht laten komen. ‘Deels zijns wijs, deels
eigenwijs’ blaast Beurskens met zijn superieure vertalingen Nabokovs poëzie
nieuw leven in en legt zo Brodsky met zijn hard ‘mislukt dichter’-oordeel
definitief het zwijgen op.
Vladimir Nabokov: Verzamelde
gedichten, Koppernik, Amsterdam 2018, 393 p. ISBN 9789492313546. Vertaling
van Collected poems door Huub
Beurskens. Distributie: Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan