Twaalf keer tucht kan je omschrijven als een soort proza-arrangement
van twaalf ‘monologen en portretten’. Twaalf als theatermonologen opgevoerde
stukken — waarvan er vijf al werden uitgegeven als De sprong (2003) — en
eerder gepubliceerde essayistische portretten werden door Anna Enquist
samengebracht onder één titel. Er mag dan ook verwacht worden dat deze nieuwe
uitvoering de ‘oude’ verhalen in een nieuw licht plaatst, waardoor de bundeling
net iets meer is dan een gewone verzameling van teksten. Dat is ook zo, want de
slotstukken zorgen ervoor dat je de eerste reeks monologen vanuit een ander
perspectief gaat bekijken. De op het eerste gezicht vrij diverse verhalen
blijken wel degelijk met elkaar verbonden.
De rode draad is het omgaan met de pijn en het gemis die deel uitmaken van
ieders leven. Daarbij put de auteur uit haar professionele ervaring als
psychoanalytica en uit haar persoonlijke ervaring als moeder die de dood van
haar dochter tracht te verwerken. De sleutel is volgens Enquist tucht en
zelfdiscipline. Je mag niet toegeven aan persoonlijke verlangens en driften. De
hunkering (die de pijn en het gemis veroorzaakt) is paradoxaal genoeg juist
onze levensdrift. Wanneer deze volledig wordt ingelost, volgt de dood. Dit
laatste is wat gebeurt met de personages uit de eerste vier monologen.
Als er niet
wordt toegegeven aan diepere verlangens, is het leven uiteraard allesbehalve
volmaakt. In ‘Alma’, een stuk over de echtgenote van Mahler, offert de
titelfiguur haar eigen muziekcarrière op voor haar man, wat leidt tot een enorm
gemis. Wanneer ze de kans krijgt om ervandoor te gaan met haar minnaar, die wel
respect heeft voor haar muzikaal talent, besluit ze echter om haar droom niet
in vervulling te laten gaan en bij Mahler te blijven.
Gelukkig wordt er ook een manier voorgesteld om
het leven draaglijk te maken. De pijn en het gemis die je voelt door de
niet-ingeloste verlangens kunnen verzacht worden door een vorm van sublimering
die weliswaar opnieuw de nodige zelfdiscipline vereist: werken, studeren,
schrijven, schilderen… Zoals wel vaker bij Enquist is muziek een belangrijk
middel. In ‘Toccata’ wordt minutieus beschreven hoe het instuderen van een
verschrikkelijk moeilijk muziekstuk van Schumann het leven na de dood van haar
dochter draaglijker maakt. ‘Het formuleren van pianistische voornemens en het
maken van een plan geven de illusie van een zinvol bestaan. […] Misschien moet
het doel helemaal niet worden gehaald en ligt het waarlijke oogmerk van deze
eigenaardige exercitie juist in het dagelijkse zwoegen dat geen einde mag
hebben.’
De
twaalf ‘monologen en portretten’ lijken vooral in functie te staan van de
onderliggende psychologie. Vanuit die optiek is ‘het arrangement’ wel geslaagd.
Toch blijf ik een beetje op mijn honger: Twaalf keer tucht brengt geen
wervelende verhalen en werpt ook niet meteen een nieuw licht op het werk van de
auteur. De bundel behandelt Enquists vertrouwde onderwerpen (de psychoanalyse,
gemis en verlangen, de rol van muziek, de dood van haar dochter) op de
afstandelijk verhalende, therapeutische manier die zo typisch is voor de
auteur. Wel is het een goede kennismaking met de essentie van haar
schrijverschap.
Anna Enquist: Twaalf keer tucht, De Arbeiderspers, Amsterdam 2011,
216 p. ISBN 9789029575126.
Distributie L&M Books
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf
deze pagina printen of opslaan